Uitspraak Nº 21-004496-16. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-06-12

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:4892
Docket Number21-004496-16
Date12 Junio 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-004496-16

Uitspraak d.d.: 12 juni 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 20 juli 2016 met parketnummer 08-996002-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,

wonende te [woonplaats] .

1 Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2 Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 23 mei 2018, 15 mei 2019, 17 mei 2019 en 12 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden naar voren is gebracht.

3 Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing, een andere strafoplegging en een andere beslissing ten aanzien van de benadeelde partijen komt. Het hof doet daarom opnieuw recht.

4 De tenlastelegging

De tenlastelegging zoals deze luidt na de vordering nadere omschrijving tenlastelegging in eerste aanleg is als bijlage 2 aan dit arrest gehecht.

De verdenking komt er - zakelijk weergegeven - op neer dat verdachte er van wordt verdachte dat:

feit 1: hij in de periode van 12 december 2008 tot en met 31 juli 2014, al dan niet samen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan Centurion Vastgoed BV waarbij een groot aantal personen met oplichtingsmiddelen is bewogen geld af te geven (in totaal voor een bedrag van € 26.093.555 ) voor beleggingen in vastgoed door Centurion Vastgoed BV;

dan wel dat hij die oplichting zelf heeft (mede)gepleegd;

dan wel dat hij in de periode van 12 december 2008 tot en met 31 juli 2014, al dan niet samen met anderen feitelijke leiding heeft gegeven aan Centurion Vastgoed BV, waarbij van een groot aantal personen ingelegde geldbedragen zijn verduisterd (in totaal voor een bedrag van € 26.093.555);

dan wel dat hij die verduistering zelf heeft (mede)gepleegd;

feit 2: hij in de periode van 12 december 2008 tot en met de dag van dagvaarding, al dan niet samen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan Centurion Vastgoed BV waarbij bedrieglijke bankbreuk is gepleegd door lasten te verdichten en/of geld/goederen aan de boedel te onttrekken:

dan wel dat hij die bedrieglijke bankbreuk zelf heeft (mede)gepleegd;

feit 3: hij in de periode van 12 december 2008 tot en met 31 juli 2014, al dan niet samen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan Centurion Vastgoed BV waarbij een tweetal arbeidsovereenkomsten, een vaststellings- dan wel beëindigings-overeenkomst, een werkgeversverklaring en een loonspecificatie valselijk zijn opgemaakt;

dan wel dat hij die valsheid zelf heeft (mede)gepleegd;

feit 4: hij in de periode van 12 december 2008 tot en met de dag van dagvaarding, al dan niet samen met anderen opzettelijk geldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer

€ 21.471,662 of € 16.507.852) heeft witgewassen.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5 Standpunten advocaat-generaal en de verdediging met betrekking tot het bewijs
5.1

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt, op grond van de feiten en omstandigheden als in het schriftelijk requisitoir opgenomen, dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.

Zij voert daartoe, samengevat weergegeven, aan dat verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] leiding gaf aan Centurion Vastgoed

B .V. (hierna Centurion).

Tot oktober 2011 heeft Centurion drie producten op de markt gebracht (Obligatielening I,

II en III) en van de inleg op die producten is het project Vista Verde gestart. Dit project

was niet succesvol en heeft geleid tot een verlies van enkele miljoenen. Vervolgens zijn

in de periode tot het faillissement van Centurion dertien producten in de markt gezet. Te weten: Obligatielening IV, V en VI, Gemina, CWC en CWC+, CWW, CWW+, Goldplan,

VIP-plan I, II en III en Rendementsplan.

De focus lag op het binnenhalen van geld. In totaal is door Centurion vanaf oktober 2011 een bedrag van ruim zesentwintig miljoen euro opgehaald bij beleggers door de inleg van geld (een bedrag van € 21.471.662), vorderingen en eigendomsrechten.

Het door Centurion opgehaalde geld kwam binnen op één van de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden Centurion. Het geld werd vervolgens naar een bankrekening van Centurion en van daaruit naar andere aan Centurion gelieerde bedrijven overgemaakt. Een administratie per project / per beleggingsproduct / per inlegger werd niet gevoerd.

Er was daarmee sprake van één grote pot geld en de Stichting Derdengelden Centurion was daarmee feitelijk niet meer dan de bankrekening van Centurion. De pot geld werd voor van alles gebruikt, advocaatkosten, huur, wijnen, tandartskosten, feestjes, leaseauto’s, contante opnames. Maar niet slechts voor het doel waarvoor het geld daadwerkelijk was ingelegd, namelijk de aanschaf van gronden, de bouw van appartementen, villa’s en recreatie-voorzieningen in Costa Rica en voor het genereren van rendement.

Verdachte en de medeverdachten hebben informatie verstrekt aan potentiële beleggers, die bewust onjuist was en waarvan zij van meet af aan wisten dat die niet juist of haalbaar was. Zij deden alsof beleggen in Centurion een veilige investering was, wetende dat het niet het geval was. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van feitelijke leiding geven aan oplichting.

De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Centurion vanaf de oprichting maar in ieder geval vanaf 20 oktober 2011 sprake was van een onvermijdelijk faillissement. Dit moet hen in ieder geval na het aanschrijven door de AFM in augustus 2013 duidelijk zijn geworden. Ook de in die tijd opgemaakt liquiditeitsoverzichten moeten aan verdachte en de medeverdachten dit inzicht hebben verschaft. Desondanks hebben verdachten diverse uitgaven gedaan die niets te maken hadden met Centurion. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan het feitelijke leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk.

Vanaf oktober 2011 heeft Centurion ruim € 21 miljoen ontvangen op de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden. Deze gelden waren verkregen door oplichting. De gelden zijn vervolgens omgezet en gebruikt en zo voorzien van een legale status. Verder zijn de gelden intern meermalen door geboekt, waardoor de gelden zijn overgedragen en omgezet. De werkelijke aard van de herkomst is verborgen en verhuld, doordat het geld in een grote pot terecht kwam, niet werd geadministreerd wie de inlegger was, voor welk product werd ingelegd. Voorts is het geld omgezet van giraal naar chartaal door verdachten. Dat alles is gebeurd met het oogmerk de gelden een legale status te verlenen en uit het zicht van justitie te houden.

5.2

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich, op grond van de feiten en omstandigheden als in de pleitnotities opgenomen, op het standpunt gesteld dat verdachte noch Centurion Vastgoed BV zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruiken van de gelden van de beleggers voor andere doeleinden dan de kernactiviteiten van Centurion Vastgoed BV.

Ten aanzien van de ten laste gelegde oplichting (feit 1) betoogt de verdediging dat de verdachte en de medeverdachten zich tot het uiterste hebben ingespannen om tot een correcte, zorgvuldige en succesvolle bedrijfsvoering te komen. De verdediging voert daartoe - kort zakelijk weergegeven- aan dat niet kan worden gesteld dat verdachten van meet af aan het oogmerk hadden om de door de beleggers ingelegde gelden niet te investeren in Costa Rica. Voorts kan niet bewezen worden dat de verdachten de beleggers onjuist hebben voorgelicht. Tenslotte kan aan de inleggers het verwijt worden gemaakt dat niet gebleken is dat zij de door hen verkregen informatie ook maar enigszins hebben gecheckt.

Subsidiair bepleit de verdediging afwezigheid van alle schuld. Daartoe stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte en zijn medeverdachten hebben gedwaald in de ongeoorloofdheid van hun gedragingen en anderzijds dat zij hebben gedaan wat van hen kon worden gevergd om strafbare feiten te voorkomen. Beide argumenten zijn gebaseerd op de adviezen en begeleiding van door hen ingeschakelde deskundigen. Dat betreffen accountants en juristen, op wie zij redelijkerwijs konden en mochten vertrouwen.

Door de verdediging is ter onderbouwing van de voornoemde standpunten zowel ter terechtzitting en in de pleitnota gewezen op een aantal documenten die deze standpunten kunnen ondersteunen.

Meer subsidiair betoogt de verdediging bewezenverklaring van feit 1 te

beperken tot de veertien in de dagvaarding genoemde beleggers en daarom het in de tenlastelegging opgenomen:

een groot aantal (vindplaats: AMB-002, 003, 004, 005, 006, 007, 010, 011, 012, 013 en 014) althans een of meer perso(on)n(en) waaronder

niet bewezen te verklaren. Van de andere, niet in de tenlastelegging genoemde personen is immers niet met voldoende zekerheid gebleken dat die door de in de dagvaarding genoemde oplichtingsmiddelen zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT