Uitspraak Nº 21-004937. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:6210
Docket Number21-004937
Date28 Octubre 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats Breda

raadkamernummer : 21-004937

datum : 28 oktober 2022

beslissing van de meervoudige raadkamer op de vordering op grond van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in de zaak van:

[de veroordeelde]

geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats]

thans gedetineerd in België

mr. B. Özates, advocaat te Rotterdam

hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

Het gerechtshof heeft aan de veroordeelde bij arrest van 20 juni 2005 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de staat van

€ 96.000,00. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden. De veroordeelde heeft tot 9 februari 2021, zijnde de datum van indiening van de vordering, een bedrag van

€ 19.502,98 betaald. Hierdoor resteert nog een bedrag van € 76.191,02.

Procedure

De vordering is op 9 februari 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. De officier van justitie heeft bij deze vordering zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.

De rechtbank heeft op 14 oktober 2022 de vordering in openbare raadkamer behandeld.

De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat mr. B. Özates en de officier van justitie in raadkamer gehoord.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 1080 dagen dan wel 540 dagen.

Standpunt van de veroordeelde

Namens de veroordeelde is verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Daartoe is aangevoerd dat de veroordeelde niet in staat is te betalen, dat hij gezondheidsklachten heeft en dat de dreiging van de gijzeling hem op zijn leeftijd zwaar belast.

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering en de daarin genoemde argumenten.

Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsvrouw aangedragen argumenten onvoldoende zijn om te concluderen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn vordering. De genoemde argumenten lijken eerder aan te sluiten bij een verzoek tot matiging of kwijtschelding van het opgelegde ontnemingsbedrag. Dat betreft echter een afzonderlijke rechtsgang die buiten het toetsingskader van onderhavige procedure valt.

Vast staat dat de veroordeelde niet geheel heeft voldaan aan de betalingsverplichtingen. De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT