Uitspraak Nº 21-005398-18. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-09-25

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:7822
Date25 Septiembre 2019
Docket Number21-005398-18
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-005398-18

Uitspraak d.d.: 25 september 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 september 2018 met parketnummer 18-730341-17 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers

16-021748-17 en 16-179511-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,

wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot veroordeling ter zake van het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 290 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden conform de rechtbank. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-021748-17 en 16-179511-16, zullen worden toegewezen, met dien verstande dat het hof ten aanzien van beide vorderingen in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf zal gelasten. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij volledig zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,

mr. W.B. Lisi, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 18 september 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, vrijgesproken van het primair tenlastegelegde (poging doodslag) en veroordeeld ter zake van het subsidiair tenlastegelegde (zware mishandeling) tot een gevangenisstraf voor de duur van 290 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, een behandelverplichting, meewerken aan begeleid wonen, een contactverbod met [benadeelde] en meewerken aan middelencontroles. Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging toegewezen, met dien verstande dat inzake parketnummer 16-021748-17 in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf van 60 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis, is gelast en inzake parketnummer 16-179511-16 in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf van 55 uren, subsidiair 13 dagen hechtenis, is gelast.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

primair
zij op of omstreeks 16 november 2017, in elk geval in het tijdvak gevormd door 16 en 17 november 2017, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet met een (groot) mes in haar hand een stekende beweging in de richting van het lichaam van die [benadeelde] heeft gemaakt (en daarbij die [benadeelde] in de (onder)arm heeft geraakt), dan wel met dat opzet naar die [benadeelde] is gelopen, terwijl zij een (groot) mes op buikhoogte vasthield met de punt van dat mes in de richting van het lichaam van die [benadeelde] en/of dat mes op genoemde wijze in haar hand heeft gehouden op het moment dat die [benadeelde] in haar, verdachtes, richting liep (en daarbij die [benadeelde] in de (onder)arm heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair
zij op of omstreeks 16 november 2017, in elk geval in het tijdvak gevormd door 16 en 17 november 2017, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) steek- en/of snijwond(en) waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was en/of pees- en/of zenuwletsel, heeft toegebracht door die [benadeelde] met een (groot) mes in de (onder)arm te steken en/of te snijden, dan wel met dat opzet naar die [benadeelde] is gelopen, terwijl zij een (groot) mes op buikhoogte vasthield met de punt van dat mes in de richting van het lichaam van die [benadeelde] en/of dat mes op genoemde wijze in haar hand heeft gehouden op het moment dat die [benadeelde] in haar, verdachtes, richting liep, waardoor die [benadeelde] met dat mes in aanraking kwam;

meer subsidiair
zij op of omstreeks 16 november 2017 te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [benadeelde] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (groot) mes in haar hand een stekende beweging in de richting van het lichaam van die [benadeelde] heeft gemaakt (en daarbij die [benadeelde] in de (onder)arm heeft geraakt), dan wel met dat opzet naar die [benadeelde] is gelopen, terwijl zij een (groot) mes op buikhoogte vasthield met de punt van dat mes in de richting van het lichaam van die [benadeelde] en/of dat mes op genoemde wijze in haar hand heeft gehouden op het moment dat die [benadeelde] in haar, verdachtes, richting liep (en daarbij die [benadeelde] in de (onder)arm heeft geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meest subsidiair
zij op of omstreeks 16 november 2017 te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] met een (groot) mes in de (onder)arm te steken en/of te snijden, dan wel naar die [benadeelde] is gelopen, terwijl zij een (groot) mes op buikhoogte vasthield met de punt van dat mes in de richting van het lichaam van die [benadeelde] en/of dat mes op genoemde wijze in haar hand heeft gehouden op het moment dat die [benadeelde] in haar, verdachtes, richting liep, waardoor die [benadeelde] met dat mes in aanraking kwam.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde poging doodslag heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het subsidiair tenlastegelegde

Door de raadsman van verdachte is vrijspraak van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling bepleit. Daartoe is door de verdediging aangevoerd dat verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke vorm, op het toebrengen van letsel bij aangever [benadeelde] . Verdachte heeft geen stekende beweging met het mes gemaakt. Zij hield het mes naast haar lichaam waarna aangever [benadeelde] zelf in het mes is gelopen. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat aan de hand van het dossier niet is vast te stellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.

Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat zij het mes, met de punt naar voren, naast/tegen haar lichaam hield, ter hoogte van haar buik/heupen. Vervolgens kwam aangever [benadeelde] "op haar af stieren" en is hij in het mes gelopen, aldus verdachte.

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever aan de voorkant van zijn onderarm met het mes is geraakt. Het letsel bestond uit een 3 cm lange snijwond waarbij sprake was van dieper gelegen peesletsel. Aangever is daaraan geopereerd: twee pezen werden weer aan elkaar gehecht, waarbij één pees met behulp van een verlengingsplastiek werd hersteld.

Aangever heeft verklaard dat verdachte hem "vanuit het niets" en met kracht in zijn onderarm heeft gestoken. De aard en de ernst van het letsel van aangever ondersteunen die verklaring en duiden erop dat aangever niet in de gelegenheid was om zich tegen de steekbeweging te verweren. Dat aangever met versnelde pas in het mes is gelopen, zoals verdachte heeft verklaard, acht het hof onaannemelijk, met name gelet op de plaats van het letsel, te weten aan de voorkant van de onderarm van aangever. In dat geval zou aangever immers ook met zijn lichaam tegen verdachte moeten zijn op gebotst, maar daarover verklaart verdachte in het geheel niet.

De uitlatingen die verdachte ten tijde van en na haar aanhouding heeft gedaan, zijn eveneens bewijs dat aangevers verklaring betrouwbaar is. Zo heeft verdachte onder meer gezegd: "Ik heb het gedaan, ik heb hem neergestoken omdat hij mij mishandeld heeft", "Ik heb hem gestoken, in zijn arm", "Hij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT