Uitspraak Nº 21/01752 en 21/01753. Gerechtshof Amsterdam, 2022-10-27

ECLIECLI:NL:GHAMS:2022:3142
Docket Number21/01752 en 21/01753
Date27 Octubre 2022
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerken 21/01752 en 21/01753

27 oktober 2022

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R. Charité)

tegen de uitspraak van 17 april 2020 in de zaken met kenmerken SGR 19/3298 en
SGR 19/3299 van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 juni 2015 aan belanghebbende over het tijdvak van 1 augustus 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 11.572 opgelegd. Tevens is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van € 2.893 opgelegd en € 1.298 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 juni 2015 aan belanghebbende over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 30 september 2013 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 25.330 opgelegd. Tevens is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van € 6.332 opgelegd en € 1.901 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffings- en belastingrente. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 9 april 2019 heeft de inspecteur de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 17 april 2020 het volgende beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen ongegrond voor zover betrekking hebbend op de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen;

- verklaart de beroepen gegrond voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikkingen;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikkingen;

- vermindert de boetebeschikking over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met

31 december 2011 tot € 1.573, vermindert de boetebeschikking over het tijdvak

1 januari 2012 tot en met 30 september 2013 tot € 3.399 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde delen van de uitspraken op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.573,50;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft hoger beroep en de inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 26 november 2020, kenmerk BK–20/00529 en BK–20/00530, ECLI:NL:GHDHA:2020:2896, het volgende beslist:

“Het gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, met dien verstande dat de beslissingen over vermindering van de boetes, de proceskosten en het griffierecht in stand blijven, en

- bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.”

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Bij arrest van 5 november 2021 (nr. 21/00037, ECLI:NL:HR:2021:1648, hierna: het verwijzingsarrest) heeft de Hoge Raad het volgende beslist:

“De Hoge Raad:

- verklaart het beroep in cassatie gegrond,

- vernietigt de uitspraak van het Hof, maar alleen voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen,

- verklaart het incidentele hoger beroep van de Inspecteur ongegrond,

- verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van het principale hoger beroep van belanghebbende met inachtneming van dit arrest,

- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 265,

- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 2.992 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van belanghebbende voor het incidentele hoger beroep, vastgesteld op € 1.496 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.”

1.6.

Partijen zijn door de griffier van het Hof bij brief van 25 november 2021 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest in te dienen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief, ingekomen bij het Hof op 23 december 2021. De inspecteur heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief, ingekomen bij het Hof op 28 december 2021.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt

meegezonden.

2 Feiten
2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“Feiten

1. Eiser had in de onderhavige periode een eenmanszaak onder de naam [Y] . Op 10 juli 2014 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van zijn aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een controlerapport met dagtekening 10 april 2015 (het rapport). Een kopie van het rapport is door verweerder overgelegd.

2. In het rapport is onder meer het volgende vermeld:

“Administratie

(…)

Met betrekking tot de ingediende aangiften omzet- en inkomstenbelasting beschikte belastingplichtige niet meer over de onderliggende stukken.

Volgens belastingplichtige zou er bij hem twee keer zijn ingebroken waarbij alle administratie werd meegenomen.

Een (externe) backup van de door belastingplichtige gevoerde administratie zou nooit zijn gemaakt.

(…)

Verzoek om informatie

Aangezien er geen controleerbare administratie voorhanden was heb ik belastingplichtige op 10 juli 2014 een brief gestuurd (…) met verzoek om informatie.

(…)

Informatiebeschikking

Aangezien een reactie op mijn brief van 10 juli 2014 uitbleef, heb ik op 13 november 2014 aan belastingplichtige een informatiebeschikking (…) wegens het niet verstrekken van informatie toegestuurd.

Een inhoudelijke reactie op de toegezonden informatiebeschikking is tot op heden uitgebleven.

(…)

Aan- en verkoop auto’s

In de jaren 2010 t/m heden werden door belastingplichtige diverse auto’s aangekocht en verkocht (…).

Tijdens de ingestelde controle waren geen facturen en/of betalingsbewijzen aanwezig.

(…)

Mede gelet op de (…) vermogensvergelijking, ga ik er vanuit dat door belastingplichtige omzetten werden behaald uit de handel in auto’s welke niet werden verwerkt in de door hem ingediende aangiften omzet- en inkomstenbelasting.

(…)

Verschuldigde omzetbelasting

In de gecontroleerde periode werden geen omzetten aangegeven.

Uit de opgestelde vermogensvergelijking is gebleken dat het netto privé negatief is, de uitgaven waren hoger dan de inkomsten.

Uitgaande van het bevonden negatieve privé moet worden aangenomen dat de door belastingplichtige behaalde omzetten (…), niet werden aangegeven in de ingediende aangiften omzet- en inkomstenbelasting.

(…)

Voorbelasting

(…)

Tijdens de ingestelde controle waren geen facturen en/of betalingsbewijzen aanwezig.

Het was hierdoor niet mogelijk om te beoordelen of er werd voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor recht op aftrek van voorbelasting.

(…)

Boete naheffingsaanslagen omzetbelasting 2011, 2012 en 2013

(…)

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden ben ik dan ook van mening dat het aan opzet van belastingplichtige is te wijten dat de belasting welke op aangifte had moeten worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald. Dan wel dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag teruggaaf van belasting is verleend.

(…)

Er zijn straf verminderende omstandigheden aanwezig:

- er is een samenloop tussen de correcties en boetes inkomsten- en omzetbelasting:

- de theoretische benadering van de gecorrigeerde omzetten.

Als gevolg hiervan zal de boete omzetbelasting worden beperkt tot 25% van de op te leggen aanslagen omzetbelasting.”

3. Overeenkomstig de bevindingen uit het controlerapport zijn met dagtekening 30 juni 2015 de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen opgelegd. Deze zijn als volgt samengesteld:

Naheffingsaanslag over het tijdvak 1 augustus 2011 tot en met 31 december 2011: omzetbelasting € 11.572, boete € 2.893, rente € 1.298. Van de nageheven omzetbelasting heeft € 3.705 betrekking op de correctie voorbelasting.

Naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 30 september 2013:

omzetbelasting 25.330, boete € 6.332, rente € 1.901. Van de nageheven omzetbelasting heeft
€ 8.330 betrekking op de correctie voorbelasting.

4. Verweerder heeft de bezwaren die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT