Uitspraak Nº 21/3864 ZW. Centrale Raad van Beroep, 2022-10-27

ECLIECLI:NL:CRVB:2022:2302
Docket Number21/3864 ZW
Date27 Octubre 2022
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
21 3864 ZW

Datum uitspraak: 27 oktober 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2021, 19/3518 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.

Mr. M. Goedhart, advocaat, heeft zich als gemachtigde van betrokkene gesteld.

Het Uwv heeft aanvullende gronden ingediend en een nader stuk ingebracht.

Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2022. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R.D. van den Heuvel. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. Goedhart.

OVERWEGINGEN
1.1.

Betrokkene is laatstelijk werkzaam geweest als receptioniste/telefoniste. Zij heeft zich voor dit werk op 15 november 2017 ziek gemeld. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft haar ziekengeld verstrekt.

1.2.

In het kader van een eerstejaars Ziektewet(ZW)-beoordeling heeft een arts in opleiding tot verzekeringsarts (de primaire arts) betrokkene op 23 oktober 2018 gezien. Deze arts heeft betrokkene belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 oktober 2018. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat is tot haar eigen werk, maar wel de functies productiemedewerker (samenstellen van producten), machinebediende inpak/verpakkingsmachine en magazijn en expeditiemedewerker kan verrichten. Berekend is dat betrokkene per 14 november 2018 nog 65,34% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 13 november 2018 vastgesteld dat betrokkene met ingang van 15 december 2018 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 21 mei 2019 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 mei 2019 en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 16 mei 2019 ten grondslag.

1.3.

Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Omdat bij de rechtbank gerede twijfel is ontstaan of in de FML voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van betrokkene, gelet op de beperkingen die in de regel gepaard gaan met fibromyalgie, is revalidatiearts drs. M.P.C. van Woensel als deskundige ingeschakeld. In het rapport van 15 juli 2021 heeft hij geconcludeerd dat betrokkene op fysiek vlak en voor wat betreft duurbelasting meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is vastgesteld.

1.4.

Met een rapport van 24 augustus 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep

gereageerd op het rapport van revalidatiearts Van Woensel. Hij vraagt zich af of de deskundige kennis heeft genomen van zijn rapport van 7 mei 2019 en het rapport van de primaire arts van 26 oktober 2018. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent dat betrokkene klachten en beperkingen heeft, maar op basis van het lichamelijke en technische onderzoek zijn dit volgens hem relatief beperkte afwijkingen. Daarom kan hij de verregaande uren-...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT