Uitspraak Nº 21/389 ZW. Centrale Raad van Beroep, 2022-10-27

ECLIECLI:NL:CRVB:2022:2301
Docket Number21/389 ZW
Date27 Octubre 2022
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
21 389 ZW

Datum uitspraak: 27 oktober 2022

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van

23 december 2020, 20/42 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Yilmaz, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Yilmaz en arbeidsdeskundige J.A.M. Houberg.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als puntlasser. Op 13 april 2018 heeft hij zich ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft appellant per 20 mei 2018 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 maart 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 67,62% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 2 april 2019 de ZW-uitkering van appellant met ingang van 5 mei 2019 beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 26 november 2019 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig tot stand gekomen en is er geen aanleiding te oordelen dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellant onjuist hebben ingeschat. Zij hebben zowel de psychische als de lichamelijke klachten van appellant bij de beoordeling betrokken. Bij onderzoek aan de handen van appellant heeft de verzekeringsarts geen afwijkingen geconstateerd. Appellant heeft op het spreekuur en in bezwaar geen melding gemaakt van CTS-klachten. Pas in beroep wordt gesteld dat deze klachten ten onrechte niet zijn meegewogen. Ter onderbouwing van dit standpunt is verwezen naar het in beroep overgelegde rapport van 27 januari 2020 van medisch adviseur A. Bernaert en arbeidsdeskundige Houberg waaruit blijkt dat appellant in juli en augustus 2015 links en rechts een CTS-operatie heeft ondergaan. Dat appellant nog steeds CTS-klachten zou hebben, is echter onvoldoende onderbouwd. De volgens de STECRrichtlijn mogelijke beperkingen bij CTS-klachten, behoeven niet noodzakelijk ook bij appellant aanwezig te zijn. Dat deze beperkingen niet aanwezig zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT