Uitspraak Nº 21/708. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2022-10-25
Court | College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) |
ECLI | ECLI:NL:CBB:2022:725 |
Date | 25 Octubre 2022 |
Docket Number | 21/708 |
uitspraak
zaaknummer: 21/708
[naam 1] , te [plaats] , appellante,
en
(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende).
Bij besluit van 18 maart 2021 heeft verweerster de inschrijving in het handelsregister van de maatschap [naam 2] ambtshalve doorgehaald en de maatschap uit het handelsregister uitgeschreven.
Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op 9 augustus 2022 op een zitting behandeld. Aanwezig waren de gemachtigde van verweerster en voor appellante [naam 3] .
1. Appellante vormde met haar echtgenoot een maatschap die in het handelsregister is ingeschreven met de activiteiten teelt van voedergewassen, granen, peulvruchten, oliehoudende zaden en overige meerjarige gewassen. In verband met het overlijden van haar echtgenoot heeft verweerster de echtgenoot van appellante met ingang van 9 oktober 2019 uit het handelsregister uitgeschreven als maat van de maatschap. Vervolgens heeft verweerster de maatschap verzocht om opgave te doen met betrekking tot de (voorzetting van de) maatschap. Omdat hierop, ook na herhaalde verzoeken, niet gereageerd werd, heeft verweerster op 18 maart 2021 de inschrijving in het handelsregister doorgehaald en de maatschap uit het handelsregister uitgeschreven wegens opheffing van de onderneming. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Verweerster heeft het bezwaar ongegrond verklaard en is bij haar standpunt gebleven dat er na het overlijden van de echtgenoot van appellante geen sprake meer kan zijn van een maatschap, omdat appellante na anderhalf jaar nog steeds de enige maat is en er geen maatschapscontract is waarin een indeplaatsstellingsbeding is opgenomen. De onderneming kan worden voortgezet als eenmanszaak of als een met een nieuwe overeenkomst op te richten maatschap of vennootschap onder firma, maar er moeten dan nog wel ondernemingsactiviteiten zijn. Volgens verweerster heeft appellante niet aangetoond dat nog sprake is van een onderneming van enige, relevante omvang of in welke...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT