Uitspraak Nº 21/808. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2022-10-25
Court | College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) |
ECLI | ECLI:NL:CBB:2022:722 |
Date | 25 Octubre 2022 |
Docket Number | 21/808 |
uitspraak
zaaknummer: 21/808
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2022 op het hoger beroep van:
(gemachtigde: mr. A. El Kadi),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 juni 2021, kenmerk ROT 20/6650, in het geding tussen
appellant
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (voorheen: de minister voor Medische Zorg)
(gemachtigde: mr. I. Renkema-Brink).
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 10 juni 202 (ECLI:NL:RBROT:2021:6510).
De minister heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op 9 augustus 2022 op een zitting behandeld. Aanwezig was de gemachtigde van verweerder.
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
Appellant heeft een slagerij in [plaats] . De minister heeft appellant een boete opgelegd voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen, omdat hij onvoldoende maatregelen had getroffen om schadelijke organismen te bestrijden (besluit I). De minister heeft de boete tot de helft verminderd naar € 525,- in verband de economische gevolgen die appellant heeft ondervonden van de coronamaatregelen (besluit II).
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen besluit I niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen besluit II ongegrond verklaard. Tevens is bepaald dat de minister aan appellant het griffierecht en een bedrag aan proceskosten moet betalen in verband met schending van de hoorplicht. De rechtbank heeft, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen:
“6.1. Naar vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), waaronder de uitspraak van 29 maart 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:165), kan het bewijs dat een overtreding is begaan worden aangenomen op een naar waarheid opgemaakt en ondertekend rapport van bevindingen van een toezichthouder. In beginsel kan daarom worden afgegaan op de inhoud van de in het rapport vermelde waarnemingen. In...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT