Uitspraak Nº 22/00168. Hoge Raad, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:HR:2022:1558
Date28 Octubre 2022
Docket Number22/00168

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/00168

Datum 28 oktober 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het DAGELIJKS BESTUUR VAN HET WATERSCHAP DE DOMMEL

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 3 december 2021, nr. SHE 20/2876 VERZET, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 14 juli 2021 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2019 opgelegde aanslagen watersysteemheffing gebouwd. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Gemert, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het dagelijks bestuur van het Waterschap de Dommel (hierna: het Waterschap), vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie
2.1

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2019 met dagtekening 31 mei 2019 twee aanslagen watersysteemheffing gebouwd opgelegd door het Waterschap. Namens belanghebbende heeft [A] bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Bij uitspraak op bezwaar van 5 september 2020 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat geen machtiging is overgelegd, ondanks een herhaald verzoek daartoe.

2.2

Tegen de uitspraak op bezwaar heeft [A] namens belanghebbende beroep ingesteld op 16 oktober 2020, met overlegging van een schriftelijke machtiging gedateerd 4 augustus 2017. Betoogd werd dat de ambtenaar belast met de heffing reeds in het bezit was van de volmacht, zodat geen aanleiding kon bestaan die nogmaals op te vragen.

2.3

Per brief van 16 oktober 2020 verzocht de Rechtbank [A] om overlegging van een machtiging die niet ouder is dan één jaar. De Rechtbank heeft geen machtiging ontvangen. Evenmin is namens belanghebbende een reden gegeven voor het niet-overleggen van de gevraagde recente machtiging. De Rechtbank heeft het beroep daarom op grond van artikel 8:54 Awb niet-ontvankelijk verklaard.

2.4

Tegen deze uitspraak heeft [A] namens belanghebbende verzet ingesteld. De Rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard.

3 Beoordeling van de klachten
3.1

Onder meer wordt onder verwijzing naar arresten van de Hoge Raad van 11 oktober 2013, 21 februari 2014...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT