Uitspraak Nº 22-001990-14. Gerechtshof Den Haag, 2016-04-07

CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:2078
Date07 Abril 2016
Docket Number22-001990-14

PROMIS

Rolnummer: 22-001990-14

Parketnummer: 09-104741-13

Datum uitspraak: 7 april 2016

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 28 april 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1997,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 2 september 2014 en 24 maart 2016.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, beslist als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 5 juni 2013 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 5 juni 2013 te Alphen aan den Rijn opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meerdere malen, althans eenmaal in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of meerdere malen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt/getrapt en/of aan het haar heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Beoordeling van het vonnis

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:


zij op of omstreeks 5 juni 2013 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, nu naar zijn oordeel onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte degene is geweest die aangeefster heeft geschopt.

De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof.

De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat het primair ten laste gelegde bewezen dient te worden verklaard.

Het hof overweegt als volgt.

Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld kan worden dat de verdachte aangeefster heeft geschopt. Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de verklaring van de getuige [getuige 1]. Deze getuige heeft verklaard dat zij zag dat de bestuurder van de fiets – zijnde de verdachte – het meisje met de honden – aangeefster – hard sloeg en hard schopte. [getuige 1] zag dat aangeefster op de grond viel en dat zij door de bestuurder diverse keren op haar hoofd en tegen haar ribben werd geschopt en geslagen.

De verklaring van de getuige [getuige 1] vindt bevestiging...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT