Uitspraak Nº 22/01509. Hoge Raad, 2022-10-28
ECLI | ECLI:NL:HR:2022:1542 |
Date | 28 n 2022 |
Docket Number | 22/01509 |
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01509
Datum 28 oktober 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN HET UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 januari 2022, nrs. 19/943 WAO, 19/944 WAO en 19/1677 WAO1, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. 18/973 en 18/2227) betreffende besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Toeslagenwet en de Ziektewet.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.
1 ECLI:NL:CRVB:2022:300.
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT