Uitspraak Nº 22 / 30 AW. Centrale Raad van Beroep, 2022-10-27

ECLIECLI:NL:CRVB:2022:2314
Docket Number22 / 30 AW
Date27 Octubre 2022
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
22 30 AW, 22/31 AW

Datum uitspraak: 27 oktober 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2021, 19/2524, 20/604 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Minister van Financiën (minister)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N. Köse-Albayrak, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. A. Gungormez, kantoorgenote van mr. Köse-Albayrak. Als doventolk is M.L. Vredenbregt verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.W. te Selle.

OVERWEGINGEN
1.1.

Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.

1.2.

Appellant was vanaf 8 maart 2004 werkzaam bij het [naam organisatie] , laatstelijk als medewerker administratie bij [naam dienstonderdeel] .

1.3.

Appellant heeft in zijn aangiften IB/PVV over 2012 en 2013 giften aan de stichting Islamitische Universiteit Europa (IUE) opgevoerd van € 2.000,- per jaar. Verder heeft hij over 2013 zorgkosten tot een bedrag van € 483,- opgevoerd, na toepassing van de desbetreffende drempel.

1.4.

Uit een strafrechtelijk onderzoek van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) is naar voren gekomen dat diverse belastingplichtigen onjuiste aangiften hebben gedaan, waarbij gebruik is gemaakt van vermoedelijk valse kwitanties op naam van de IUE. De FIOD heeft de Belastingdienst in een rapport van 24 mei 2017 hierover informatie verstrekt.

1.5.

Bij besluiten van 29 november 2017 zijn door de inspecteur van de Belastingdienst aan appellant navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd over de jaren 2012 en 2013. Daarnaast is een vergrijpboete opgelegd van 75% wegens het (opzettelijk) opvoeren van giften aan de IUE, terwijl gebruik is gemaakt van donatieverklaringen en/of kwitanties waarvan de vervalsing kenbaar was. Tegen deze besluiten heeft appellant geen bezwaar gemaakt. In een daarop gevolgde procedure gericht op ambtshalve vermindering van deze navorderingsaanslagen en boetes heeft het gerechtshof Den Haag op 21 juli 2022 uitspraak gedaan. De boete voor het jaar 2013 is daarbij verminderd tot nihil. De navorderingsaanslagen over de jaren 2012 en 2013 en de boete voor het jaar 2012 zijn ongewijzigd gebleven. Tegen deze uitspraak is geen cassatie ingesteld.

1.6.

Naar aanleiding van het FIOD-onderzoek is op 6 april 2018 een brief met een daarbij gevoegd fiscaal rapport uitgebracht, waarin is vermeld dat appellant zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Op 16 mei 2018 heeft hierover een gesprek met appellant plaatsgevonden. Bij besluit van 5 juni 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 9 april 2019 (bestreden besluit 1), heeft de minister appellant in het belang van de dienst met onmiddellijke ingang geschorst op grond van artikel 91, eerste lid, aanhef en onder c, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) (eerste schorsing) en appellant de toegang tot de dienstgebouwen ontzegd op grond van artikel 77, eerste lid, van het ARAR.

1.7.

Bij besluit van 17 augustus 2018 heeft de minister appellant met ingang van 19 augustus 2018 geschorst op grond van artikel 91, eerste lid, aanhef en onder b, van het ARAR (tweede schorsing). Daarbij is op grond van artikel 92, eerste lid, van het ARAR bepaald dat de bezoldiging gedurende zes weken voor één derde deel wordt ingehouden.

1.8.

Nadat de minister het voornemen daartoe bekend had gemaakt en appellant zijn zienswijze daarover naar voren had gebracht, heeft de minister bij besluit van 7 november 2018...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT