Uitspraak Nº 2200048322. Gerechtshof Den Haag, 2022-10-19

ECLIECLI:NL:GHDHA:2022:2129
Docket Number2200048322
Date19 Octubre 2022
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

Rolnummer: 22-000483-22

Parketnummer: 09-193466-21

Datum uitspraak: 19 oktober 2022

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 februari 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedatum] 1998,

thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.


hij op of omstreeks 20 juli 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 58,5 kilogram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij op of omstreeks 20 juli 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 58,5 kilogram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

hij op of omstreeks 19 en/of 20 juli 2021 te

's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel

10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van 58,5 kilogram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:

zich en/of zijn medeverdachte gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen, te weten:

- door samen met medeverdachte vanuit Frankrijk naar Nederland te rijden met een vervoermiddel, te weten een Renault Twingo met Frans kenteken: [kenteken], voorzien van een verborgen ruimte en/of in bezit te zijn van de bij de verborgen ruimte behorende afstandsbediening en/of - vervolgens met dat voertuig naar een locatie te rijden waar een grote hoeveelheid MDMA, te weten 58,5 kilogram MDMA, in voornoemde auto en/of verborgen ruimte wordt geladen en/of

- telefonisch contact te onderhouden met “[medeverdachte]”

en/of

de volgende goederen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en):

- ongeveer 58,5 kilogram MDMA en/of

- een vervoermiddel, te weten een Renault Twingo met Frans kenteken: [kenteken], voorzien van een verborgen ruimte en/of

- een afstandsbediening waarmee voornoemde verborgen ruimte geopend kan worden.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de teruggave gelast aan de verdachte van het onder hem in beslag genomen geldbedrag.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee op enkele punten niet verenigt.

Nadere overwegingen

Het geven van het stopteken

Met de rechtbank stelt het hof voorop dat het uitoefenen van controlebevoegdheden als bedoeld in artikel 160 lid 1 en 4 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) verband moet houden met de naleving van de bij of krachtens de WVW gegeven voorschriften (vgl. HR 26 november 1957, NJ 1958,351). Als daadwerkelijk inzage is gevorderd in het rijbewijs en/of de kentekenpapieren van het voertuig, mag worden aangenomen dat de bevoegdheden van artikel 160 lid 1 en 4 WVW zijn uitgeoefend ter controle van die naleving. Dan is die uitoefening in beginsel rechtmatig, ook indien die bevoegdheid daarnaast het verrichten van

opsporingshandelingen mogelijk maakt waarop deze bepalingen niet zien (vgl. HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670). Nu in deze zaak de medeverdachte na het geven van het stopteken naar zijn rijbewijs is gevraagd, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het stopteken rechtmatig is gegeven.

De doorzoeking van de auto

Artikel 96b lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) houdt voor zover hier relevant in dat de opsporingsambtenaar, in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv, bevoegd is een vervoermiddel te doorzoeken ter inbeslagneming. Omdat het proces-verbaal van aanhouding hier geen aanknopingspunten voor biedt, is het hof – met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat in deze zaak van deze beide genoemde gronden geen sprake is geweest. De omstandigheid dat de verbalisanten sterk het vermoeden hadden dat er iets “niet in de haak” was, is daartoe onvoldoende.

Het staat burgers in het algemeen vrij hun medewerking aan opsporing te verlenen. Dat geldt ook voor de doorzoeking van een voertuig. Een opsporingsambtenaar mag de bestuurder vragen toestemming te verlenen voor het

doorzoeken daarvan. Als toestemming wordt verleend, wordt de doorzoeking daardoor gelegitimeerd. Doorzoeking van een voertuig is een ingrijpende bevoegdheid, omdat dit

meebrengt dat in beginsel alle ruimtes, ook die welke zijn afgesloten, mogen worden bekeken en dat zich daarin bevindende (persoonlijke) voorwerpen in beslag mogen worden genomen en onderzocht. Toestemming tot doorzoeking brengt ook mee dat iemand in zoverre afstand doet van het recht op de persoonlijke levenssfeer. Juist vanwege de mogelijk verstrekkende gevolgen, moet die toestemming vrijwillig, duidelijk en ondubbelzinnig worden gegeven, én nadat de betrokkene voldoende is geïnformeerd. Het uit de auto stappen en niet protesteren tegen de doorzoeking daarvan, kan naar het oordeel van het hof niet worden gezien als een vrijwillig, duidelijk en ondubbelzinnig gegeven toestemming tot doorzoeking van de auto. Van voldoende informeren is in deze zaak evenmin gebleken.

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de verbalisanten - zoals door de verdediging is betoogd - (bewust) in strijd met de waarheid hebben geverbaliseerd dat aan het verzoek om toestemming gehoor werd gegeven. Wel stelt het hof op grond van het voorgaande vast dat geen sprake was van een bevoegdheid tot doorzoeking van de auto, noch van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT