Uitspraak Nº 23-000068-20. Gerechtshof Amsterdam, 2020-12-29
Court | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
ECLI | ECLI:NL:GHAMS:2020:3695 |
Docket Number | 23-000068-20 |
Date | 29 Diciembre 2020 |
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000068-20
datum uitspraak: 29 december 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-035478-19 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 oktober 2020 en 15 december 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Heerhugowaard, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten cannabis en/of cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 4,2 microgram THC per liter bloed en/of 18 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat de strikte voorschriften rond het bloedonderzoek, die zijn neergelegd in het
Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit), niet zijn nageleefd, waardoor bewijsuitsluiting moet volgen en de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – meer specifiek – het volgende aangevoerd:
( i) Er is niet voldaan aan de voorschriften van artikel 13 onder d van het Besluit. Op grond van dat artikel
moet het afgenomen bloed zo spoedig mogelijk worden bezorgd bij het laboratorium. Het bloed is bij de
verdachte op 30 december 2018 afgenomen, op 4 januari 2019 – als dat door het hof wordt aangenomen
– bij het NFI aangekomen en vervolgens op 11 januari 2019 bij Eurofins Forensics aangekomen.
Geconcludeerd kan worden dat de bezorging van het bloed bij het NFI en bij Eurofins Forensics niet ‘zo
spoedig mogelijk’ heeft plaatsgevonden.
(ii) Daarnaast bepaalt artikel 16 lid 1 van het Besluit dat de onderzoeker het bloedonderzoek binnen
twee weken na ontvangst van het bloed verricht. Het NFI heeft het bloed op 4 januari 2019 ontvangen en
Eurofins Forensics heeft het bloedonderzoek pas op 23 januari 2019 verricht. Daardoor heeft het
onderzoek niet binnen twee weken na ontvangst plaatsgevonden.
Het hof overweegt als volgt.
ad (i)
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit luidt, voor zover hier relevant:
Bij de bloedafname […] is een opsporingsambtenaar aanwezig, die:
d. ervoor zorgt dat de buisjes […]met bloed zo spoedig mogelijk […] worden bezorgd bij het laboratorium bedoeld in artikel 14, tweede lid.
Artikel 14, eerste en tweede lid van het Besluit luidt:
- ...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT