Uitspraak Nº 23-000475-15. Gerechtshof Amsterdam, 2015-06-11

ECLIECLI:NL:GHAMS:2015:2362
Date11 Junio 2015
Docket Number23-000475-15
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

parketnummer: 23-000475-15

datum uitspraak: 11 juni 2015

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-702887-14 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,

adres: [adres],

thans gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

1:
hij op of omstreeks 27 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, te weten een omgebouwde en/of doorgeladen pistoolmitrailleur, merk Glock, model 19, en/of munitie van categorie III, te weten 14 patronen, 9 mm x 19, merk Geco, voorhanden heeft gehad;

2:
hij in of omstreeks 27 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van 9200 euro en 1074,20 euro, althans (een) (groot) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemde geldbedrag(en) was en/of voornoemde geldbedragen voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet althans van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

De rechtmatigheid van de aanhouding van de verdachte

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de aanhouding van de verdachte op onrechtmatige wijze is geschied. Primair is de aanhouding onrechtmatig omdat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte een van de zeven mannen was die in twee Audi’s stapten tegen wie een aanhoudingsbevel was afgegeven, subsidiair omdat er op dat moment geen – geconcretiseerd en individueel – redelijk vermoeden van schuld bestond jegens de verdachte. Hetgeen als rechtstreeks gevolg van die onrechtmatige aanhouding is verkregen dient derhalve van het bewijs te worden uitgesloten en de verdachte dient integraal te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.

Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

Uit het proces-verbaal van bevindingen van 27 januari 2014 zoals opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 01-04) blijkt dat er in 2013 en begin 2014 meldingen zijn geweest van handel in en gebruik van harddrugs en/of softdrugs in koffiehuis [naam koffiehuis] aan de [straatnaam 1] in Amsterdam. Bij een onderzoek in het koffiehuis zijn in oktober 2013 een hennepvermaler, papertips en een grote zak met vloei voor joints aangetroffen. Verder blijkt uit het betreffende proces-verbaal van bevindingen dat bezoekers van het koffiehuis geregeld de openbare orde verstoren en dat veel van hen deel uitmaken van de zogeheten “Top-600 aanpak”.

Op 27 september 2014 heeft mede op basis van voornoemde omstandigheden vanaf 14.00 uur een observatie plaatsgevonden op het koffiehuis (proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2014, zoals opgemaakt door de observerende verbalisant [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 05-11). Waargenomen is dat meerdere personen het koffiehuis enkele minuten na binnenkomst weer uitkwamen en vertrokken. Tot vijf keer toe liepen zij met een plastic tas naar binnen om vervolgens zonder tas te vertrekken op scooters waar zij niet mee waren gearriveerd. Verbalisant rook een geur die hij ambtshalve herkende als die van hennep. Gedurende de observatie is bij het koffiehuis tot drie keer toe iemand gezien met een doorzichtig gripzakje met een bruine substantie erin en zijn in totaal negen personen waargenomen met een joint in de hand, in of buiten het koffiehuis.

Om 18.20 uur was een aantal mannen buiten met elkaar in gesprek voor de ingang van het koffiehuis. Zeven van hen, waarvan in elk geval twee personen eerder waren waargenomen met een joint in de hand of een gripzakje met bruine substantie bij zich en waarvan in elk geval enkelen in het koffiehuis waren geweest, stapten vervolgens om 18.55 uur in twee auto’s van het merk Audi en zijn weg gereden. De kentekens van de auto’s zijn genoteerd. Nadat de officier van justitie bevel tot aanhouding van de inzittenden van de Audi’s had gegeven is een van de twee Audi’s omstreeks 19.13 uur op de [straatnaam 2] te Amsterdam staande gehouden (processen-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 11, 12, 16-18). De [straatnaam 2] bevindt zich in de nabijheid van het koffiehuis. De vier inzittenden van deze auto zijn vervolgens aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet. De verdachte bevond zich als bestuurder in deze auto en bleek na zijn aanhouding een doorgeladen vuurwapen alsmede een aanzienlijk geldbedrag in een heuptasje bij zich te dragen.

Een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit kan onder omstandigheden ontstaan ten aanzien van een groep personen, zonder dat die verdenking kan worden geïndividualiseerd. Voor zover de raadsman aan zijn verweer ten grondslag heeft gelegd dat sprake moet zijn van een geconcretiseerde, individuele verdenking, faalt het reeds om die reden. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de verdachte geen deel uitmaakte van de personen die bij het koffiehuis in de auto’s zijn gestapt, dan wel ook ten aanzien van die personen onvoldoende redelijk vermoeden van schuld bestond, verwerpt het hof dat verweer eveneens en overweegt het daartoe als volgt.

Op basis van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, in hun onderling verband en samenhang bezien, bestond er jegens de groep personen die zich voor het koffiehuis bevond en vervolgens in twee auto’s wegreed een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van artikel 3 van de Opiumwet. Het tijdsbestek tussen het vertrek van de auto’s bij het koffiehuis en het staande houden van de auto waarin de verdachte zich bevond was dusdanig kort - en de afstand tussen de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] dusdanig klein - dat mocht worden aangenomen dat de personen in de auto deel uitmaakten van de groep die even daarvoor bij het koffiehuis was vertrokken. Daarmee was ook jegens de personen die in de twee auto’s zijn aangetroffen, en derhalve ook jegens de verdachte, sprake van een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van een strafbaar feit, te weten overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, zodat het verweer ook om die reden faalt.

Ten overvloede stelt het hof vast dat de observerende verbalisant blijkens zijn proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2014...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT