Uitspraak Nº 23-000643-13. Gerechtshof Amsterdam, 2017-06-29

ECLIECLI:NL:GHAMS:2017:2495
Docket Number23-000643-13
Date29 Junio 2017
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

parketnummer: 23-000643-13

datum uitspraak: 29 juni 2017

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 13/529106-06 (zaak A) + 13/529057-07 (zaak B) + 13/529042-07 (zaak C) tegen

[Fred R.]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

1.1 Het onderzoek van de zaak 3

1.2 Opbouw arrest 3

1.3 De feiten waarvoor de verdachte is gedagvaard 4

1.4 Het vonnis waarvan beroep 4

1.5 Algemene inleiding 5

3. Het bewijs 7

3.1 Ten aanzien van de feiten A1, A2 en A3 (zaaksdossier “Perugia”) 7

3.2. Ten aanzien van de feiten A4 (zaaksdossier “Perugia”) en feit B (zaaksdossier “Nicht”) 7

3.3 Ten aanzien van feit C1 (zaakdossier “Oma”) 10

3.4 Ten aanzien van feit C2 (zaaksdossier “criminele organisatie”) 13

4. Bewezenverklaring 13

5. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 15

6. Strafbaarheid van de verdachte 15

7. Oplegging van straf 15

7.1 De motivering van de op te leggen straf 15

7.2 De vordering tot strafvermindering 17

7.3. De voorlopige hechtenis 18

8. Benadeelde partijen 18

8.1 Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] 18

8.1.1 De vordering 18

8.1.2 De schadevergoedingsmaatregel 19

8.2 Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] 20

8.2.1 De vordering 20

8.2.2 De schadevergoedingsmaatregel 20

8.3 Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] 20

8.3.1 De vordering 20

8.3.2 De schadevergoedingsmaatregel 21

8.4 Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] 21

8.4.1 De vordering 21

8.4.2 De schadevergoedingsmaatregel 23

9. Beslag 23

10. Toepasselijke wettelijke voorschriften 24

11. BESLISSING 24

1 Inleiding
1.1

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op de data zoals vermeld op het als bijlage I aan dit arrest gehechte overzicht, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

1.2

Opbouw arrest

In dit arrest zijn de overwegingen en beslissingen van het hof opgenomen die in de strafzaak tegen de hierboven genoemde verdachte zijn gegeven. Het hof wijst heden ook arrest in de zaken van negen medeverdachten, die gelijktijdig in hoger beroep terecht hebben gestaan. De gelijktijdige behandeling van deze strafzaken, in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het hof is bekend geworden onder de noemer van het Liquidatieproces Passage.

Omwille van de leesbaarheid zal het hof de als verdachten en getuigen figurerende personen zoveel mogelijk met hun naam in plaats van met hun status van verdachte/getuige aanduiden.

Met het oog op het dienen van het belang van de lezer bij het kunnen kennisnemen van context is als bijlage bij dit arrest een korte samenvatting gevoegd van al hetgeen in de zaken van die medeverdachten aan de orde is. Het hof kent aan die bijlage in juridische zin geen betekenis toe.

In het hoofdstuk 3. is steeds de essentie van de tot bewezenverklaring of vrijspraak strekkende redenering en beslissing opgenomen. Waar nodig of gewenst is in bewijsoverwegingen door middel van voetnoten verwezen naar de vindplaatsen van de bewijsmiddelen in het (papieren en digitale) dossier. Voor zover wordt verwezen naar processen-verbaal, betreft het telkens processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Indien een proces-verbaal van politie voor fotokopie conform is getekend dan staat dit proces-verbaal op gelijke voet met een origineel proces-verbaal en is de aanduiding ervan identiek. Voor zover het bewijsmiddel een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, is het telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Een opgave van de gebezigde bewijsmiddelen is opgenomen in een bij dit arrest gevoegde bijlage.

1.3

De feiten waarvoor de verdachte is gedagvaard

Voor de tenlastelegging wordt verwezen naar de bijlage.

Kort gezegd wordt de verdachte verweten:

A1: het medeplegen van de moord op Thomas van der Bijl op 20 april 2006 in Amsterdam dan wel de uitlokking in vereniging daarvan in de periode van 1 januari 2006 tot en met 20 april 2006;

A2: het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor moord in de periode van 1 januari 2006 tot en met 20 april 2006 in Amsterdam en/of Zwanenburg;

A3: het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de periode van 1 januari 2006 tot en met 20 april 2006 in Amsterdam en/of Zwanenburg;

A4: de poging tot uitlokking in vereniging van [betrokkene 1] tot het plegen van moord op Thomas van der Bijl, in de periode van 1 januari 2006 tot en met 20 april 2006 in Amsterdam en/of Zwanenburg en/of Abcoude en/of Leidschendam;

B: de poging tot uitlokking in vereniging van [betrokkene 1] tot het plegen van moord op [slachtoffer 8] , in de periode van 1 december 2005 tot en met 7 juli 2006 in Aerdenhout en/of Amsterdam en/of Leidschendam;

C1: de poging tot uitlokking, al dan niet in vereniging, van [betrokkene 4] tot het plegen van moord op [slachtoffer 7] , in de periode van 1 september 2004 tot en met 1 mei 2005, in Scheveningen en/of Amsterdam en/of Landsmeer;

C2: deelneming aan een criminele organisatie in de periode van 1 januari 2001 tot 1 januari 2008.

De resultaten van de onderzoeken naar de feiten onder A, B en C zijn ondergebracht in verschillende zaaksdossiers. De feiten die hiervoor zijn genoemd onder A in het zaaksdossier “Perugia”, onder B in zaaksdossier “Nicht” en onder C1 in zaaksdossier “Oma”.

1.4

Het vonnis waarvan beroep

Het hof heeft vanzelfsprekend het wettelijke concept van het voortbouwend appel onder ogen gezien, in het bijzonder de mogelijkheid van (gedeeltelijke) bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Echter, reeds gelet op het aantal zaken dat onder de noemer Liquidatieproces Passage gelijktijdig door het hof is behandeld, de overlap tussen onderdelen van die zaken, en gelet op het feit dat in het onderzoek van de zaak in hoger beroep aan de hand van een almaar uitdijend dossier een nader uitgebreid feitenonderzoek is verricht, zal het hof het vonnis waarvan beroep reeds op praktische gronden vernietigen en opnieuw recht doen. Bovendien is de procespositie van de verdachte ingrijpend veranderd doordat in september 2014 een afspraak (hierna ook te noemen: de deal) tussen hem en de Staat tot stand kwam waardoor hij, kort gezegd, de rol van kroongetuige1 kreeg.

1.5

Algemene inleiding

Moord en doodslag zijn van alle tijden. Wordt de samenleving tegenwoordig regelmatig in beroering gebracht door moorden, vaak op klaarlichte dag gepleegd volgens het stramien van excessief vuurwapengeweld, wegvluchtende lieden en een achtergelaten brandende vluchtauto, dit patroon heeft zich ook in het verleden voltrokken. Voor zowel heden als verleden is in dit verband bovendien kenmerkend dat deze moorden zijn gelieerd aan het milieu van zware georganiseerde criminaliteit. Dit blijkt niet alleen uit de wijze waarop deze moorden worden gepleegd, maar ook uit de verbinding die naar dat milieu kan worden gelegd. Over de band van de personen van de slachtoffers en/of de kring van personen die door politie en justitie voor die moorden verantwoordelijk wordt gehouden. Voor deze buitencategorie van ernstige misdrijven – in de volksmond: liquidaties – is kenmerkend dat de opsporing en strafvervolging sterk worden bemoeilijkt door het zeer geringe aantal personen dat in staat en bereid blijkt om hun wetenschap over het een en ander onvoorwaardelijk prijs te geven.

En als de officier van justitie er al in slaagt om op grond van onderzoeksresultaten een verdachte aan te wijzen en te vervolgen, dan is het zelden vertoond dat die verdachte bereid is om opening van zaken te geven. In de regel wordt door hem volstaan ofwel met een beroep op het zwijgrecht, ofwel met een meer of minder onderbouwde ontkenning van iedere betrokkenheid. En ook dat aspect is van alle tijden.

En zo getuigt ook het zeer omvangrijke samenstel van, deels, relatief gedateerde strafzaken daarvan. Het is in al deze zaken waarin het hof heden arrest wijst.

In dat Liquidatieproces Passage gaat het om het onderzoek naar 7 moorden en de berechting van (aanvankelijk) 12 verdachten. Tijdens de loop van het proces zijn twee van hen overleden; [Raymond V.] aan een natuurlijke dood en [Ali A.] is het slachtoffer geworden van een moordaanslag. De verdachte [Sjaak B.] heeft een op hem gepleegde moordaanslag ternauwernood overleefd.

Voorts is een aantal van de in de loop van het onderzoek door de politie en het hof gehoorde getuigen met vuurwapengeweld geconfronteerd. Een enkeling heeft dat geweld overleefd, de meerderheid van hen heeft daarbij het leven gelaten.

De inhoudelijke behandeling van de zaken in eerste aanleg heeft bijna 4 jaren gevergd, de eerste verkennende zitting in hoger beroep vond plaats in de maand september van 2013.

In dat samenstel van strafzaken – de onderhavige strafzaak maakt daarvan deel uit – ligt de betrokkenheid van de verdachten bij een aantal moorden ter berechting voor. En van elk van die moorden (poging en voorbereiding daartoe daaronder mede begrepen) kan zonder overdrijving worden gesteld dat de opsporing en vervolging uiterst moeizaam zijn verlopen. De verdachten hebben zich op hun zwijgrecht...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT