Uitspraak Nº 23-000707-13. Gerechtshof Amsterdam, 2017-06-29

ECLIECLI:NL:GHAMS:2017:2494
Date29 Junio 2017
Docket Number23-000707-13
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

parketnummer: 23-000707-13

datum uitspraak: 29 juni 2017

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13/477015-07 tegen

[Peter la S.]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Inhoudsopgave

1 Inleiding 3

1.1 Het onderzoek van de zaak 3

1.2 Opbouw arrest 3

1.3 De feiten waarvoor de verdachte is gedagvaard 4

1.4 Het vonnis waarvan beroep 4

1.5 Algemene inleiding 4

2 Het bewijs 6

2.1 Ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier “Agenda”) 6

2.2 Ten aanzien van feit 2 (“Oma”) 8

2.3 Ten aanzien van feit 3 (zaakdossier “Perugia”) 11

3 Bewezenverklaring 13

3.1 Bewezenverklaring feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair en subsidiair 13

3.2 De kroongetuige [Fred R.] : bewijsgebruik van zijn verklaring 14

4 Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 15

5 Strafbaarheid van de verdachte 15

6 Oplegging van straf 16

6.1 De motivering van de op te leggen straf 16

6.2 De vordering tot strafvermindering 17

6.3 Strafmaatverweren 17

7 Benadeelde partijen 18

7.1 De vordering van [benadeelde partij 5] 18

7.1.1 De vordering (immateriële schade) 18

7.1.2 De schadevergoedingsmaatregel 19

7.2 De vorderingen van [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] (immateriële schade) 19

7.3 De vordering van [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] (materiële schade) 19

7.4 De vordering van [benadeelde partij 1] 20

7.5 De vordering van [benadeelde partij 3] 20

7.6 De vordering van [benadeelde partij 2] 21

7.7 De vordering van [benadeelde partij 4] 21

8 Beslag 22

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften 22

10 Voorwaardelijk verzoek 22

11 BESLISSING 23

1 Inleiding
1.1

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op de data zoals vermeld op het als bijlage aan dit arrest gehechte overzicht (bijlage I), en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

1.2

Opbouw arrest

In dit arrest zijn de overwegingen en beslissingen van het hof opgenomen die in de strafzaak tegen de hierboven genoemde verdachte zijn gegeven. Het hof wijst heden ook arrest in de zaken van negen medeverdachten, die gelijktijdig in hoger beroep terecht hebben gestaan. De gelijktijdige behandeling van deze strafzaken, in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het hof is bekend geworden onder de noemer van het Liquidatieproces Passage.

Omwille van de leesbaarheid zal het hof de als verdachten en getuigen figurerende personen zoveel mogelijk met hun naam in plaats van met hun status van verdachte/getuige aanduiden.

In hoofdstuk 2. is steeds de essentie van de tot bewezenverklaring strekkende redenering en beslissing opgenomen. Waar nodig of gewenst is in bewijsoverwegingen door middel van voetnoten verwezen naar de vindplaatsen van de bewijsmiddelen in het (papieren en digitale) dossier. Voor zover wordt verwezen naar processen-verbaal, betreft het telkens processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Indien een proces-verbaal van politie voor fotokopie conform is getekend dan staat dit proces-verbaal op gelijke voet met een origineel proces-verbaal en is de aanduiding ervan identiek. Voor zover het bewijsmiddel een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, is het telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

De gebezigde bewijsmiddelen voor feit 1 en 3 zijn opgenomen in een bij dit arrest gevoegde bijlage. Wat betreft feit 2 zijn de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsoverweging weergegeven.

1.3

De feiten waarvoor de verdachte is gedagvaard

Voor de tenlastelegging wordt verwezen naar bijlage II.

Kort gezegd wordt de verdachte, na ter terechtzitting van de rechtbank van 9 februari 2009 en ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2017 toegelaten wijzigingen van de tenlastelegging, verweten:

1: het medeplegen van, subsidiair de medeplichtigheid aan of bij de moord op Kees Houtman op 2 november 2005 in Amsterdam;

2: het medeplegen van poging tot uitlokking, al dan niet in vereniging, van [betrokkene 4] tot het plegen van moord op [slachtoffer 7] , in de periode van 1 september 2004 tot en met 1 mei 2005, in Scheveningen en/of Amsterdam en/of Landsmeer, subsidiair de medeplichtigheid aan of bij dat feit;

3: het medeplegen van pogingen tot moord op Thomas van der Bijl in de periode van 1 september 2005 tot en met 20 februari 2006 in Amsterdam en/of Zwanenburg en/of Halfweg, subsidiair de voorbereiding in vereniging van die moord.

De resultaten van de onderzoeken naar de feiten onder 1, 2 en 3 zijn ondergebracht in verschillende zaaksdossiers. Het gaat respectievelijk om het zaaksdossier “Agenda”, het zaaksdossier “Oma” en het zaaksdossier “Perugia”.

Het hof leest de tenlastelegging van feit 3, in navolging van de advocaat-generaal, aldus dat het telkens – primair – gaat om impliciet cumulatief tenlastegelegde pogingen (gepleegd op verschillende momenten) om Van der Bijl van het leven te beroven en – subsidiair – telkens daartoe strekkende voorbereidingshandelingen.

1.4

Het vonnis waarvan beroep

Het hof heeft vanzelfsprekend het wettelijke concept van het voortbouwend appel onder ogen gezien, in het bijzonder de mogelijkheid van (gedeeltelijke) bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Echter, reeds gelet op het aantal zaken dat onder de noemer “Passage” gelijktijdig door het hof is behandeld, de overlap tussen onderdelen van die zaken en gelet op het feit dat in het onderzoek van de zaak in hoger beroep aan de hand van een almaar uitdijend dossier een nader uitgebreid feitenonderzoek is verricht, zal het hof het vonnis waarvan beroep reeds op praktische gronden vernietigen en opnieuw recht doen.

1.5

Algemene inleiding

Moord en doodslag zijn van alle tijden. Wordt de samenleving tegenwoordig regelmatig in beroering gebracht door moorden, vaak op klaarlichte dag gepleegd volgens het stramien van excessief vuurwapengeweld, wegvluchtende lieden en een achtergelaten brandende vluchtauto, dit patroon heeft zich ook in het verleden voltrokken. Voor zowel heden als verleden is in dit verband bovendien kenmerkend dat deze moorden zijn gelieerd aan het milieu van zware georganiseerde criminaliteit. Dit blijkt niet alleen uit de wijze waarop deze moorden worden gepleegd, maar ook uit de verbinding die naar dat milieu kan worden gelegd over de band van de personen van de slachtoffers en/of de kring van personen die door politie en justitie voor die moorden verantwoordelijk wordt gehouden. De misdrijven van deze buitencategorie – in de volksmond: liquidaties – hebben bovendien gemeen dat de opsporing en strafvervolging sterk worden bemoeilijkt door het zeer geringe aantal personen dat in staat en bereid blijkt om hun wetenschap over het een en ander onvoorwaardelijk prijs te geven.

En als de officier van justitie er al in slaagt om op grond van onderzoeksresultaten een verdachte aan te wijzen en te vervolgen, dan is het zelden vertoond dat zo’n verdachte bereid is om opening van zaken te geven. In de regel wordt door die verdachte volstaan ofwel met een beroep op het zwijgrecht ofwel met een meer of minder onderbouwde ontkenning van iedere betrokkenheid. En ook dit laatstbedoelde aspect is van alle tijden.

Zo getuigt ook het zeer omvangrijke samenstel van, deels, relatief gedateerde strafzaken (bekend geworden onder de noemer van het Liquidatieproces Passage) daarvan. Het is in al deze zaken waarin het hof heden arrest wijst.

In dat Liquidatieproces Passage gaat het om het onderzoek naar 7 moorden en de berechting van (aanvankelijk) 12 verdachten. Tijdens de loop van het proces zijn twee van hen overleden; [Raymond V.] aan een natuurlijke dood en [Ali A.] is het slachtoffer geworden van een moordaanslag. [Sjaak B.] heeft een op hem gepleegde moordaanslag ternauwernood overleefd.

Voorts is een aantal van de in de loop van het onderzoek door de politie en het hof gehoorde getuigen met vuurwapengeweld geconfronteerd. Een enkeling heeft dat geweld overleefd, de meerderheid van hen heeft daarbij het leven gelaten.

De behandeling van de zaken in eerste aanleg heeft bijna 4 jaren gevergd, de eerste verkennende zitting in hoger beroep vond plaats in de maand september van 2013.

In dat samenstel van strafzaken – de onderhavige strafzaak maakt daarvan deel uit – ligt de betrokkenheid van de verdachten bij een aantal moorden van deze categorie ter berechting voor. En van elk van die moorden (poging en voorbereiding daartoe daaronder mede begrepen) kan zonder overdrijving worden gesteld dat de opsporing en vervolging uiterst moeizaam zijn verlopen. De verdachten hebben zich op hun zwijgrecht beroepen en/of hebben hun door het Openbaar Ministerie veronderstelde betrokkenheid bij moorden ontkend. Eerst nadat één van hen van het predicaat kroongetuige1 kon worden voorzien – de verdachte [Peter la S.] – is het onderzoek naar een aantal van die moorden in een stroomversnelling geraakt. Door hem is veelvuldig en uitvoerig verklaard, niet alleen over zijn eigen aandeel bij één van de moorden maar ook over wat hij gedurende een aanzienlijke periode zou hebben waargenomen en ondervonden met betrekking tot anderen, in het bijzonder de verdachten die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT