Uitspraak Nº 23-000725-18. Gerechtshof Amsterdam, 2018-07-27

ECLIECLI:NL:GHAMS:2018:2936
Docket Number23-000725-18
Date27 Julio 2018
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-000725-18

datum uitspraak: 27 juli 2018

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702759-17 en 13-680153-16 (TUL) tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,

(post)adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 23 oktober 2017 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een perceel gelegen aan de [adres 2], en in gebruik als [praktijk]), weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan de heer en/of mevrouw [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn /hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) geprobeerd met een breekijzer, althans met een daarop gelijkend voorwerp, een deur en/of een kozijn van dat perceel open te breken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal vanwege proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat – indien het hof al tot het oordeel komt dat de verdachte een van de personen is geweest bij de tandartspraktijk - onvoldoende vast kan komen te staan dat de rol van de verdachte als medepleger kan worden gekwalificeerd.

Het hof verwerpt de verweren en overweegt dienaangaande als volgt.

Op 23 oktober 2017 omstreeks 05:00 uur zag de getuige [getuige 1] dat er naast zijn woning en voor de tandartspraktijk, gelegen aan de [adres 2], drie personen stonden. Deze personen droegen donkere kleding, hadden een slank postuur en een capuchon over hun hoofd. De getuige zag dat één van deze personen een koevoet in zijn handen had die hij tussen de voordeur van de tandartspraktijk probeerde te wrikken. [getuige 1] heeft vervolgens de politie gebeld. Op het moment dat de politieauto’s aan kwamen rijden, zag de getuige [getuige 2] dat vier personen in donkere kleding langs haar woning renden in de richting van het park. Omstreeks 05:10 uur arriveerde verbalisant [verbalisant 1] op de [adres 2] en zag aldaar dat aan het eind van deze straat twee personen in donkere kleding met een capuchon over hun hoofd richting het park renden. Ook verbalisant [verbalisant 2] zag twee personen aan het einde van de [adres 2] en is vervolgens achter deze twee personen aangerend op ongeveer 20 meter afstand. Aan het begin van de Felix Timmermanslaan is [verbalisant 2] deze personen uit het oog verloren. Hierop heeft hij de omgeving rond deze straat af laten zetten. Kort na 05:40 uur en na de inzet van een speurhond alsmede van een politiehelikopter, zag verbalisant [verbalisant 3] dat er een persoon uit de brandgang gelegen naast de hoekwoning aan de [adres 3] kwam lopen. Deze persoon droeg een zwarte trainingsbroek en een zwarte gewatteerde jas. Na inzage in zijn identiteitsbewijs bleek deze persoon de verdachte te zijn. Hij is om 05:50 uur ter plaatse aangehouden.

Voorts is vast komen te staan dat bij zowel de voordeur als het kozijn ter hoogte van het cilinderslot een afdruk van mogelijk een breekvoorwerp aanwezig was, terwijl er een breekijzer is aangetroffen op de route over welke de verbalisanten de verdachten die nacht hadden gevolgd. Tot slot is er bij de tandartspraktijk op de rand van een vensterbank aan de buitenzijde een afdruk van een schoenzool gevonden. Na nader onderzoek is gebleken dat het profiel van dit schoenspoorfragment overeenkomt met het profiel van de schoenen die de verdachte die nacht droeg en dat er geen niet-verklaarbare verschillen aanwezig zijn.

De verdachte heeft verklaard tegenover verbalisant [verbalisant 3] dat hij in het steegje had geslapen waar hij kort daarvoor uit kwam lopen. Voor de juistheid van deze lezing biedt het dossier echter geen enkel solide aanknopingspunt. In tegendeel, verbalisant [verbalisant 3] heeft vastgesteld dat de verdachte geen gekreukte kleding had en geen persoonlijke spullen bij zich droeg. In het steegje zag [verbalisant 3] nergens een plaats waar iemand had kunnen liggen zonder direct op de tegels te liggen. Op de vraag waarom hij in dit steegje in Uithoorn heeft geslapen terwijl hij afkomstig is uit Amsterdam, is de verdachte het antwoord schuldig gebleven. Bovendien heeft de verdachte bij zijn verhoor van 23 oktober 2017 verklaard dat hij niet op straat slaapt, maar de hele nacht buiten op een bankje zit. Gelet op deze omstandigheden acht het hof de gepresenteerde lezing van de verdachte niet aannemelijk geworden.

Het hof acht het gegeven dat de verdachte in het holst van de nacht is aangetroffen op de locatie waar de verbalisant voor het laatst de twee personen heeft zien rennen die gevolgd waren vanaf de [adres 2], terwijl zijn postuur en kleding past bij het signalement en een schoenspoorfragment is aangetroffen op de vensterbank van de tandartspraktijk welke overeenkomt met de schoenen van de verdachte, redengevend voor het bewijs van het ten laste gelegde. Gelet hierop en het ontbreken van een aannemelijke verklaring van de verdachte voor zijn aanwezigheid in het steegje op dat moment, is het hof van oordeel dat de verdachte één van de mannen is geweest die door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is gezien bij de tandartspraktijk. Nu uit het schoenspoorfragment op de vensterbank blijkt dat de verdachte niet slechts op de uitkijk heeft gestaan, is de verdachte aan te merken als medepleger van de bewezenverklaarde poging tot diefstal.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 23 oktober 2017 te Uithoorn ter...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT