Uitspraak Nº 23-000726-13. Gerechtshof Amsterdam, 2017-06-29

ECLIECLI:NL:GHAMS:2017:2501
Date29 Junio 2017
Docket Number23-000726-13
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

parketnummer: 23-000726-13

datum uitspraak: 29 juni 2017

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-529036-07 tegen

[Freek S.]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

[adres]

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 2

1 Inleiding 3

1.1 Het onderzoek van de zaak 3

1.2 Opbouw arrest 3

1.3 Omvang van het hoger beroep 4

1.4 De feiten waarvoor de verdachte is gedagvaard 4

1.5 Het vonnis waarvan beroep 4

1.6 Algemene inleiding 4

1.7 De kroongetuigen 6

1.7.1 Inleiding 6

1.7.2 De toetsing van de met de kroongetuigen gemaakte afspraak door de zittingsrechter 6

1.7.3 De verklaringen van kroongetuigen en het bewijs 9

Korte samenvatting hoofdstuk 1 10

2 De ontvankelijkheid van de officier van justitie 11

2.1 Onrechtmatig handelen van het Openbaar Ministerie? 11

2.1.1 Inleiding 11

2.1.2 De wijze waarop het Openbaar Ministerie vorm en inhoud heeft gegeven aan de bejegening en beloning van de kroongetuige [Peter la S.] 12

2.1.3 Eindconclusie 45

Korte samenvatting hoofdstuk 2.1 45

2.2 De telecomgegevens in de ’93-zaken’ 46

2.2.1 Het gevoerde verweer 46

2.2.2 Bespreking van het verweer 47

Korte samenvatting hoofdstuk 2.2 49

3 Het bewijs 49

3.1 Zaaksdossiers Tanta, Opa en Cobra: algemene beschouwing 49

3.1.1 Inleiding 49

3.1.2 Algemene vaststellingen 50

3.1.3 Verklaringen getuigen in jaren ‘90 52

3.1.4 Verklaringen getuigen [Peter la S.] en [getuige 1] 53

3.1.5 Telecomgegevens 54

Korte samenvatting hoofdstuk 3.1 57

3.2 Overwegingen in het bijzonder ten aanzien van [Freek S.] 57

3.3 De betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [Peter la S.] 59

4 Vrijspraak 59

5 BESLISSING 59

1 Inleiding
1.1

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op de data zoals vermeld op het als bijlage I aan dit arrest gehechte overzicht, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

1.2

Opbouw arrest

In dit arrest zijn de overwegingen en beslissingen van het hof opgenomen die in de strafzaak tegen de hierboven genoemde verdachte zijn gegeven. Het hof wijst heden ook arrest in de zaken van negen medeverdachten, die gelijktijdig in hoger beroep terecht hebben gestaan. De gelijktijdige behandeling van deze strafzaken, in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het hof is bekend geworden onder de noemer van het Liquidatieproces Passage.

Omdat de aan het hof ter beoordeling en beslissing voorliggende vorderingen, verweren en uitdrukkelijke onderbouwde standpunten in die formeel op zichzelf staande zaken onmiskenbaar onderlinge verwevenheid vertonen, heeft dat gevolgen voor de wijze waarop het hof zijn overwegingen en beslissingen heeft ingericht.

Vanzelfsprekend gaat het in dit arrest om de beslissingen die in de zaak van de verdachte door het hof gegeven dienen te worden. Die verwevenheid van zaken brengt voor de lezer van dit arrest echter mee dat de beschouwingen van het hof op onderdelen soms breder zullen zijn dan wat door hem op grond van wat in de zaak is aangevoerd strikt genomen wordt verwacht.

Omwille van de leesbaarheid zal het hof de als verdachten en getuigen figurerende personen zoveel mogelijk met hun naam in plaats van met hun status van verdachte/getuige aanduiden.

In het belang van de lezer volgt op de meer substantiële overwegingen en beslissingen van het hof een korte samenvatting daarvan, steeds weergegeven in cursief. Met die korte samenvattingen beoogt het hof het belang van de lezer bij snelle kennisneming zoveel mogelijk te dienen en de drempel hiervoor te verlagen. Gelet op het met die samenvattingen nagestreefde doel behoeft geen nadere uitleg dat deze nimmer dragend kunnen zijn voor de daaraan voorafgaand weergegeven overweging en beslissing.

In het hoofdstuk 3. is steeds de essentie van de tot bewezenverklaring of vrijspraak strekkende redenering en beslissing opgenomen. Waar nodig of gewenst is in bewijsoverwegingen door middel van voetnoten verwezen naar de vindplaatsen van de bewijsmiddelen in het (papieren en digitale) dossier.

1.3

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is in het vonnis waarvan beroep vrijgesproken van hetgeen hem in de inleidende dagvaarding onder 2 was tenlastegelegd. Nu het hoger beroep onbeperkt is ingesteld, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in dit hoger beroep voor zover gericht tegen die beslissing tot vrijspraak ten aanzien van feit 2.

1.4

De feiten waarvoor de verdachte is gedagvaard

Voor de tenlastelegging wordt verwezen naar bijlage II.

Kort gezegd wordt de verdachte onder 1. verweten het medeplegen van, dan wel de medeplichtigheid aan of bij de moord op [slachtoffer 5] op 19 april 1993 te Amsterdam, ook wel aangeduid als de zaak “Opa”.

1.5

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, nu het hof tot andere bewijsbeslissingen komt dan de rechtbank.

1.6

Algemene inleiding

Moord en doodslag zijn van alle tijden. Wordt de samenleving tegenwoordig regelmatig in beroering gebracht door moorden, vaak op klaarlichte dag gepleegd volgens het stramien van excessief vuurwapengeweld, wegvluchtende lieden en een achtergelaten brandende vluchtauto, dit patroon heeft zich ook in het verleden voltrokken. Voor zowel heden als verleden is in dit verband bovendien kenmerkend dat deze moorden zijn gelieerd aan het milieu van zware georganiseerde criminaliteit. Dit blijkt niet alleen uit de wijze waarop deze moorden worden gepleegd, maar ook uit de verbinding die naar dat milieu kan worden gelegd. Over de band van de personen van de slachtoffers en/of de kring van personen die door politie en justitie voor die moorden verantwoordelijk wordt gehouden. Voor deze buitencategorie van ernstige misdrijven – in de volksmond: liquidaties – is kenmerkend dat de opsporing en strafvervolging sterk worden bemoeilijkt door het zeer geringe aantal personen dat in staat en bereid blijkt om hun wetenschap over het een en ander onvoorwaardelijk prijs te geven.

En als de officier van justitie er al in slaagt om op grond van onderzoeksresultaten een verdachte aan te wijzen en te vervolgen, dan is het zelden vertoond dat die verdachte bereid is om opening van zaken te geven. In de regel wordt door hem volstaan ofwel met een beroep op het zwijgrecht, ofwel met een meer of minder onderbouwde ontkenning van iedere betrokkenheid. En ook dat aspect is van alle tijden.

En zo getuigt ook het zeer omvangrijke samenstel van, deels, relatief gedateerde strafzaken daarvan. Het is in al deze zaken waarin het hof heden arrest wijst.

In dat Liquidatieproces Passage gaat het om het onderzoek naar 7 moorden en de berechting van (aanvankelijk) 12 verdachten. Tijdens de loop van het proces zijn twee van hen overleden; [Raymond V.] aan een natuurlijke dood en [Ali A.] is het slachtoffer geworden van een moordaanslag. De verdachte [Sjaak B.] heeft een op hem gepleegde moordaanslag ternauwernood overleefd.

Voorts is een aantal van de in de loop van het onderzoek door de politie en het hof gehoorde getuigen met vuurwapengeweld geconfronteerd. Een enkeling heeft dat geweld overleefd, de meerderheid van hen heeft daarbij het leven gelaten.

De inhoudelijke behandeling van de zaken in eerste aanleg heeft bijna 4 jaren gevergd, de eerste verkennende zitting in hoger beroep vond plaats in de maand september van 2013.

In dat samenstel van strafzaken – de onderhavige strafzaak maakt daarvan deel uit – ligt de betrokkenheid van de verdachten bij een aantal moorden ter berechting voor. En van elk van die moorden (poging en voorbereiding daartoe daaronder mede begrepen) kan zonder overdrijving worden gesteld dat de opsporing en vervolging uiterst moeizaam zijn verlopen. De verdachten hebben zich op hun zwijgrecht beroepen en/of hebben hun door het Openbaar Ministerie veronderstelde betrokkenheid bij moorden ontkend. In zoverre past die gang van zaken in het zojuist beschreven algemene beeld. Eerst nadat één van hen van het predicaat kroongetuige1 kon worden voorzien – de verdachte [Peter la S.] – is het onderzoek naar een aantal van die moorden in een stroomversnelling geraakt. Door hem is veelvuldig en uitvoerig verklaard, niet alleen over zijn eigen aandeel bij één van de moorden maar ook over wat hij gedurende een aanzienlijke periode zou hebben waargenomen en ondervonden met betrekking tot anderen, in het bijzonder de verdachten die in het Liquidatieproces Passage terecht staan. Dat de stroomversnelling door alles wat zich rondom die kroongetuige heeft voltrokken, vooral tijdens de gedingfase in eerste aanleg, het verloop van het onderzoek soms ook trekken heeft gegeven van een kolkende rivier zal uit het navolgende nader blijken.

De gedingfase van het hoger beroep is vooral gekenmerkt door het opstaan van een tweede kroongetuige – de verdachte [Fred R.] – die aan het verloop van de behandeling van de zaken een eigen dynamiek heeft toegevoegd. Ook voor deze tweede kroongetuige geldt dat hij zowel over eigen betrokkenheid bij een moord heeft verklaard als over betrokkenheid van anderen. De aanzienlijke duur van de behandeling van de zaken in hoger beroep wordt in overwegende mate verklaard door de bonte stoet van getuigen die, in het kader van verificatie c.q. falsificatie van de door [Fred R.] als tweede kroongetuige bij de politie afgelegde verklaringen, aan het hof is voorbijgetrokken.

Een ander aan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT