Uitspraak Nº 23-000810-13. Gerechtshof Amsterdam, 2017-06-29

ECLIECLI:NL:GHAMS:2017:2510
Docket Number23-000810-13
Date29 Junio 2017
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

parketnummer: 23-000810-13

datum uitspraak: 29 juni 2017

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2013 in de strafzaak [slachtoffer 8] parketnummer 13/529072-08 tegen

[N.P. de B.]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

[adres]

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 2

1 Inleiding 4

1.1 Het onderzoek van de zaak 4

1.2 Opbouw arrest 4

1.3 De feiten waarvoor de verdachte is gedagvaard 5

1.4 Het vonnis waarvan beroep 5

1.5 Algemene inleiding 5

1.6 Kroongetuigen 7

1.6.1 Inleiding 7

1.6.2 De toetsing van de met de kroongetuigen gemaakte afspraak door de zittingsrechter 8

1.6.3 De verklaringen van kroongetuigen en het bewijs 10

Korte samenvatting hoofdstuk 1 12

2 De ontvankelijkheid van de officier van justitie 12

2.1 Onrechtmatig handelen van het Openbaar Ministerie? 12

2.1.1 Inleiding 12

2.1.2 De wijze waarop het Openbaar Ministerie vorm en inhoud heeft gegeven aan de bejegening en beloning van de kroongetuige [Peter La S.] 13

2.1.3 Eindconclusie 46

Korte samenvatting hoofdstuk 2.1 46

2.2 De telecom in de ’93-zaken’ 47

2.2.1 Het gevoerde verweer 47

2.2.2 Bespreking van het verweer 48

Korte samenvatting hoofdstuk 2.2 50

3 Het bewijs 50

3.1 Verkenning van het bewijs in de zaak Passage 50

Korte samenvatting hoofdstuk 3.1 55

3.2 De bruikbaarheid van de verklaringen van [Peter La S.] 55

3.2.1 Ontbreken rechtmatigheidstoets 55

3.2.2 Betrouwbaarheid van de verklaringen van [Peter La S.] 56

3.2.3 Conclusie 93

Korte samenvatting hoofdstuk 3.2 93

3.3 Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs 94

3.3.1 Juridische kaders 94

3.3.2 Zaaksdossiers Tanta, Opa en Cobra: algemene beschouwing 95

3.3.3 Tussenconclusie 103

Korte samenvatting hoofdstuk 3.3 104

3.4 Het bewijs in het bijzonder ten aanzien van [N.P. de B.] 104

3.4.1 Bewijsoverwegingen 104

3.4.2 Bewijsverweren 105

3.4.3 Conclusies 109

Korte samenvatting hoofdstuk 3.4 111

4 Bewezenverklaring 112

4.1 Bewezenverklaring primair ten laste gelegde 112

4.2 De kroongetuige [Peter La S.] : bewijsgebruik van zijn verklaring 112

5 Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 113

6 Strafbaarheid van de verdachte 113

7 Oplegging van straf 113

7.1 Overwegingen over de op te leggen straf 113

7.2 De schending van de redelijke termijn 115

8 De voorlopige hechtenis 116

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften 116

10 BESLISSING 117

1 Inleiding
1.1

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op de data zoals vermeld op het als bijlage I aan dit arrest gehechte overzicht, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

1.2

Opbouw arrest

In dit arrest zijn de overwegingen en beslissingen van het hof opgenomen die in de strafzaak tegen de hierboven genoemde verdachte zijn gegeven. Het hof wijst heden ook arrest in de zaken van negen medeverdachten, die gelijktijdig in hoger beroep terecht hebben gestaan. De gelijktijdige behandeling van deze strafzaken, in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het hof is bekend geworden [slachtoffer 8] de noemer van het Liquidatieproces Passage.

Omdat de aan het hof ter beoordeling en beslissing voorliggende vorderingen, verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten in die formeel op zichzelf staande zaken onmiskenbaar onderlinge verwevenheid vertonen, heeft dat gevolgen voor de wijze waarop het hof zijn overwegingen en beslissingen heeft ingericht.

Vanzelfsprekend gaat het in dit arrest om de beslissingen die in de zaak van de verdachte door het hof gegeven dienen te worden. Die verwevenheid van zaken brengt voor de lezer van dit arrest echter mee dat de beschouwingen van het hof op onderdelen soms breder zullen zijn dan wat door hem op grond van wat in de zaak is aangevoerd strikt genomen wordt verwacht.

Omwille van de leesbaarheid zal het hof de als verdachten en getuigen figurerende personen zoveel mogelijk met hun naam in plaats van met hun status van verdachte/getuige aanduiden.

In het belang van de lezer volgt op de meer substantiële overwegingen en beslissingen van het hof een korte samenvatting daarvan, steeds weergegeven in cursief. Met die korte samenvattingen beoogt het hof het belang van de lezer bij snelle kennisneming zoveel mogelijk te dienen en de drempel hiervoor te verlagen. Gelet op het met die samenvattingen nagestreefde doel behoeft geen nadere uitleg dat deze nimmer dragend kunnen zijn voor de daaraan voorafgaand weergegeven overweging en beslissing.

In het hoofdstuk Bewijs is steeds de essentie van de tot bewezenverklaring of vrijspraak strekkende redenering en beslissing opgenomen. Waar nodig of gewenst is in bewijsoverwegingen door middel van voetnoten verwezen naar de vindplaatsen van de bewijsmiddelen in het (papieren en digitale) dossier. Voor zover wordt verwezen naar processen-verbaal, betreft het telkens processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Indien een proces-verbaal van politie voor fotokopie conform is getekend dan staat dit proces-verbaal op gelijke voet met een origineel proces-verbaal en is de aanduiding ervan identiek. Voor zover het bewijsmiddel een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, [slachtoffer 8] 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, is het telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

De gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bij dit arrest gevoegde bijlage III.

1.3

De feiten waarvoor de verdachte is gedagvaard

Voor de tenlastelegging wordt verwezen naar de bijlage II.

Kort gezegd wordt de verdachte verweten het medeplegen van, dan wel de medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer 5] op 19 april 1993 in Amsterdam.

Het dossier dat naar aanleiding van deze moord is gevormd draagt de naam “Opa”;

1.4

Het vonnis waarvan beroep

Het hof heeft vanzelfsprekend het wettelijke concept van het voortbouwend appel [slachtoffer 8] ogen gezien, in het bijzonder de mogelijkheid van (gedeeltelijke) bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Echter, reeds gelet op het aantal zaken dat [slachtoffer 8] de noemer “Passage” gelijktijdig door het hof is behandeld, de overlap tussen onderdelen van die zaken en gelet op het feit dat in het onderzoek van de zaak in hoger beroep aan de hand van een almaar uitdijend dossier een nader uitgebreid feitenonderzoek is verricht, zal het hof het vonnis waarvan beroep reeds op praktische gronden vernietigen en opnieuw recht doen.

1.5

Algemene inleiding

Moord en doodslag zijn van alle tijden. Wordt de samenleving tegenwoordig regelmatig in beroering gebracht door moorden, vaak op klaarlichte dag gepleegd volgens het stramien van excessief vuurwapengeweld, wegvluchtende lieden en een achtergelaten brandende vluchtauto, dit patroon heeft zich ook in het verleden voltrokken. Voor zowel heden als verleden is in dit verband bovendien kenmerkend dat deze moorden zijn gelieerd aan het milieu van zware georganiseerde criminaliteit. Dit blijkt niet alleen uit de wijze waarop deze moorden worden gepleegd, maar ook uit de verbinding die naar dat milieu kan worden gelegd. Over de band van de personen van de slachtoffers en/of de kring van personen die door politie en justitie voor die moorden verantwoordelijk wordt gehouden. Voor deze buitencategorie van ernstige misdrijven – in de volksmond: liquidaties – is kenmerkend dat de opsporing en strafvervolging sterk worden bemoeilijkt door het zeer geringe aantal personen dat in staat en bereid blijkt om hun wetenschap over het een en ander onvoorwaardelijk prijs te geven.

En als de officier van justitie er al in slaagt om op grond van onderzoeksresultaten een verdachte aan te wijzen en te vervolgen, dan is het zelden vertoond dat die verdachte bereid is om opening van zaken te geven. In de regel wordt door hem volstaan ofwel met een beroep op het zwijgrecht, ofwel met een meer of minder onderbouwde ontkenning van iedere betrokkenheid. En ook dat aspect is van alle tijden.

En zo getuigt ook het zeer omvangrijke samenstel van, deels, relatief gedateerde strafzaken daarvan. Het is in al deze zaken waarin het hof heden arrest wijst.

In dat Liquidatieproces Passage gaat het om het onderzoek naar 7 moorden en de berechting van (aanvankelijk) 12 verdachten. Tijdens de loop van het proces zijn twee van hen overleden; [Raymond V. 1] aan een natuurlijke dood en [Ali A.] is het slachtoffer geworden van een moordaanslag. De verdachte [Sjaak B.] heeft een op hem gepleegde moordaanslag ternauwernood overleefd.

Voorts is een aantal van de in de loop van het onderzoek door de politie en het hof gehoorde getuigen met vuurwapengeweld geconfronteerd. Een enkeling heeft dat geweld overleefd, de meerderheid van hen heeft daarbij het leven gelaten.

De inhoudelijke behandeling van de zaken in eerste aanleg heeft bijna 4 jaren gevergd, de eerste verkennende zitting in hoger beroep vond plaats in de maand september van 2013.

In dat samenstel van strafzaken – de onderhavige strafzaak maakt daarvan deel uit – ligt de betrokkenheid van de verdachten bij een aantal moorden ter berechting voor. En van elk van die moorden (poging en voorbereiding daartoe daaronder mede begrepen) kan zonder overdrijving worden gesteld dat de opsporing en vervolging uiterst moeizaam zijn verlopen. De verdachten hebben zich op hun zwijgrecht beroepen en/of hebben hun door het Openbaar Ministerie...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT