Uitspraak Nº 23-001504-20. Gerechtshof Amsterdam, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:GHAMS:2022:2857
Docket Number23-001504-20
Date28 Octubre 2022
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001504-20

datum uitspraak: 28 september 2022

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 juli 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-231013-19 (zaak A), 15-245902-18 (zaak B), 15-300845-19 (zaak C) en 15-871568-16 (TUL) tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,

adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2021 en 14 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde sancties en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zal vervangen door de bewijsmiddelen die, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, zullen worden opgenomen in een aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straf en maatregel

In eerste aanleg genomen beslissingen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van het in zaak B primair en in zaak C bewezenverklaarde de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna ook: TBS) met voorwaarden aan de verdachte opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank de voorwaarden gesteld waartoe de reclassering in het rapport van 10 juni 2020 heeft geadviseerd.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 en 3 en zaken B en C tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest en dat TBS met voorwaarden en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zullen worden opgelegd.

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte zich niet verzet tegen de in eerste aanleg opgelegde sancties. Voorts heeft de raadsman het hof verzocht niet de maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr aan de verdachte op te leggen, nu dit disproportioneel zou zijn.

Oordeel van het hof

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De ernst van de bewezenverklaarde feiten en van de omstandigheden waaronder het is begaan

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel corrumperen van drie minderjarige meisjes. In de lift van het flatgebouw waar hij woonde, heeft de verdachte de meisjes op twee verschillende momenten gedwongen getuige te zijn van seksuele handelingen. Hij heeft in de gesloten lift zijn broek naar beneden getrokken, zijn ontblote penis aan de meisjes getoond en zijn penis vervolgens in hun aanwezigheid aangeraakt, waarbij hij aan een van hen vroeg of zij zijn penis wilde aanraken.

De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een

jonge vrouw. De verdachte heeft de vrouw ’s avonds laat op straat gedwongen een seksuele handeling

te tolereren. Terwijl de vrouw nietsvermoedend de bus verliet om naar huis te lopen, is de verdachte

naast de vrouw gaan lopen, heeft zijn penis uit zijn broek gehaald en heeft zichzelf gemasturbeerd.

Daarbij heeft de verdachte de hand van de vrouw tegen zijn ontblote, stijve penis gehouden en de vrouw

gevraagd hem te helpen.

Door op deze manier te handelen tegen de meisjes en de jonge vrouw heeft de verdachte een inbreuk

gemaakt op hun integriteit en hun algemene eerbaarheid geschonden. Hij heeft de slachtoffers

onverhoeds blootgesteld aan een zeer nare ervaring, die gevoelens van angst en onveiligheid kan

veroorzaken en die hen mogelijk lange tijd zal bijblijven. Dat blijkt ook uit de onderbouwing van de

vorderingen benadeelde partij die namens de drie meisjes tegen de verdachte zijn ingediend. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn seksuele impulsen. Hij heeft zich geenszins bekommerd over de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor de deels minderjarige slachtoffers. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.

De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het in het bezit hebben van kinderpornografische

afbeeldingen. De verdachte heeft met dat bezit de norm dat seksueel misbruik van jeugdigen moet

worden tegengegaan, geschonden. Door het bezit van kinderporno is het verdachte mede toe te

rekenen dat uiterst verwerpelijke praktijken, die plaatsvinden met kinderen van (zeer) jonge

leeftijd, in stand worden gehouden.

Vanwege de aard van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met de oplegging van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de strafmaat neemt het hof voorts de straffen die rechters in soortgelijke gevallen op plegen te leggen in aanmerking, alsmede de omstandigheid dat de verdachte – zoals blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 augustus 2022 – eerder is veroordeeld voor het bezit van kinderporno.

Gedragskundige rapportages

Naar de persoon van de verdachte is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep onderzoek gedaan door de gedragsdeskundigen [naam 1], GZ-psycholoog, en [naam 2], psychiater. De verdachte heeft zijn medewerking verleend aan de onderzoeken. De in hoger beroep uitgebrachte rapporten dateren van 3 september 2021 en 7 september 2021. Hoewel beide rapporten (iets) ouder zijn dan een jaar heeft de raadsman ingestemd met het gebruik van deze rapporten. Het hof zal zich, bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen maatregel, baseren op de inhoud van deze (meest recent opgemaakte) rapporten. Daarbij merkt het hof op dat deze rapporten voor wat betreft de daarin neergelegde conclusies en adviezen in essentie gelijkluidend zijn aan hetgeen in eerste aanleg is gerapporteerd en geadviseerd.

De gedragsdeskundigen hebben – samengevat en voor zover hier van belang – het volgende gerapporteerd en geadviseerd.

  • -

    i.) Bij de verdachte is sprake van een pedofiele stoornis, van het niet exclusieve type, gezien zijn seksuele gedrag met betrekking tot minderjarigen. Daarnaast is sprake van een exhibitionismestoornis, indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard.

  • -

    ii.) Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.

  • -

    iii.) Het risico op recidive op korte termijn wordt zonder verdere (klinische) behandeling als hoog ingeschat. De verdachte heeft een beperkt ziektebesef en ziekteinzicht. Hij is geneigd om zijn seksuele deviante voorkeur en seksueel grensoverschrijdend gedrag te ontkennen. Bovendien heeft de verdachte een zeer beperkt sociaal netwerk, geen dagbesteding en geen werk of hobby’s, waardoor de kans bestaat dat hij zich meer gaat terugtrekken, meer porno gaat kijken en dat daarmee de opstap naar grensoverschrijdend seksueel gedrag wordt vergroot.

De verdachte zal een langdurige, klinische behandeling gericht op zedendelinquenten moeten ondergaan. Ambulante behandeling is onvoldoende effectief gebleken. Het is de verwachting dat een dergelijke klinische behandeling ongeveer twee jaar in beslag zal nemen. Na de klinische fase zal mogelijk nog een ambulant traject, al dan niet gepaard met begeleid wonen, noodzakelijk zijn om de kans op recidive terug te dringen. De deskundigen achten de door de rechtbank opgelegde TBS met voorwaarden aangewezen, zij het dat van belang is dat deze niet vroegtijdig wordt beëindigd. Een andere manier om de verdachte ook in de jaren na de behandeling nog voldoende in beeld te kunnen houden is het opleggen van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) en dit wordt dan ook ter overweging meegegeven.

Overwegingen en gevolgtrekkingen van het hof

Omdat de onder (i.) en (ii.) weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen worden gedragen door hun bevindingen, neemt het hof die over en maakt die tot de zijne. Dit betekent dat het hof als vaststaand aanneemt dat bij de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van psychische stoornissen, te weten een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type en een exhibitionismestoornis, en dat het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT