Uitspraak Nº 23-001547-16. Gerechtshof Amsterdam, 2017-06-21

ECLIECLI:NL:GHAMS:2017:2371
Date21 Junio 2017
Docket Number23-001547-16
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001547-16

datum uitspraak: 21 juni 2017

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-061494-16 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,

adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Aanvulling van de bewijsgronden

De raadsman heeft ter terechtzitting in het hoger beroep aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, omdat niet bewezen kan worden dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rol die de verdachte wordt toegedicht, lijkt meer op medeplichtigheid na het feit. Er zou daarnaast sprake zijn van een persoonsverwisseling, nu niet bewezen kan worden dat het de verdachte was die de mobiele telefoon in de prullenbak heeft gegooid, aldus de raadsman.

Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht of het veiligstellen van het gestolen goed), kan toch sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.

Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT