Uitspraak Nº 23-002225-21. Gerechtshof Amsterdam, 2022-10-27

ECLIECLI:NL:GHAMS:2022:3039
Docket Number23-002225-21
Date27 Octubre 2022
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002225-21

datum uitspraak: 27 oktober 2022

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 96-008663-21 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2022.

Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 8 juli 2020 te Ouderkerk aan de Amstel, althans in Nederland, als gebruiker van het openbaar vervoer en/of de daartoe behorende voorzieningen, te weten de bus, geen gevolg heeft gegeven aan (een) aanwijzing(en), betreffende de orde en/of rust en/of veiligheid en/of een goede bedrijfsgang, die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt, immers droeg hij geen mondkapje.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De kantonrechter heeft bij vonnis van 22 juli 2021 geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging, en heeft het tenlastegelegde bewezenverklaard. Omdat de buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) ten onrechte geen waarschuwing had gegeven maar direct een boete had opgelegd, heeft de kantonrechter de verdachte geen straf opgelegd.

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

Feitelijke gang van zaken

Op 8 juli 2020 maakte de verdachte in Ouderkerk aan de Amstel gebruik van het openbaar vervoer. Hij zat in een bus van vervoerder [vervoerder] en droeg geen mondkapje, omdat hij iets aan het eten was. Het dragen van een mondkapje was sinds 1 juni 2020 verplicht gesteld door de vervoerder en kenbaar gemaakt door middel van omroepberichten, persberichten en via de website van de vervoerder. Deze verplichting hield verband met de bestrijding van het Covid-19-virus. Een BOA, domein openbaar vervoer, heeft de verdachte staande gehouden wegens overtreding van artikel 73 van de Wet personenvervoer 2000 en heeft een bekeuring uitgeschreven.1

Het hof acht de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring aannemelijk dat hij niet eerst door de BOA is gewaarschuwd dat hij zijn mondkapje op moest doen, maar direct een bekeuring heeft gekregen.

Weliswaar houdt het proces-verbaal van de BOA in dat hij de verdachte eerst de mondelinge aanwijzing heeft gegeven om een mondkapje te dragen en anders het vervoermiddel te verlaten en dat hij zag dat de verdachte deze aanwijzing niet opvolgde, maar in dit bijzondere geval durft het hof daarop niet af te gaan. Daarbij speelt een rol dat het proces-verbaal van de BOA pas op 21 oktober 2020 is opgemaakt, dus meer dan drie maanden na het tenlastegelegde feit, en dat het proces-verbaal geen concrete op deze individuele verdachte toegespitste feiten en omstandigheden bevat.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat er geen waarschuwingsplicht gold voor BOA’s in het openbaar vervoer, alvorens over te gaan tot het beboeten van een reiziger die in het openbaar vervoer geen mondkapje droeg. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Primair kon een burger geen rechten ontlenen aan (onder meer) het Protocol verantwoord blijven reizen openbaar vervoer, versie 1 juli 2020, (hierna: het Protocol) en de Handreiking handhaving BOA’s domein IV Covid-19 (hierna: de Handreiking), nu geen sprake is van richtlijnen uitgevaardigd door het openbaar ministerie. Subsidiair, indien een burger wel rechten kon ontlenen aan voornoemde documenten, volgt uit deze stukken geen waarschuwingsplicht. Het oordeel van de kantonrechter op dat punt berust op een onjuiste lezing. Uiterst subsidiair – indien het hof uitgaat van een individuele waarschuwingsplicht – is het openbaar ministerie van oordeel dat die waarschuwing al lang en breed aan de verdachte gegeven was, gelet op de dagelijkse media-aandacht, de persconferenties van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT