Uitspraak Nº 23-002234-21. Gerechtshof Amsterdam, 2022-10-27

ECLIECLI:NL:GHAMS:2022:3041
Docket Number23-002234-21
Date27 Octubre 2022
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002234-21

datum uitspraak: 27 oktober 2022

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 96-289158-20 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2022.

Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 20 juni 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, gebruikmakende van het openbaar vervoer en/of de daartoe behorende voorzieningen, te weten een metro, zich toen zodanig heeft gedragen dat de orde en/of rust en/of veiligheid en/of de goede bedrijfsgang werd verstoord of kon worden verstoord door het veroorzaken van hinder en/of gevaar, immers heeft hij niet het verplicht gestelde mondkapje gedragen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De kantonrechter heeft bij vonnis van 22 juli 2021 geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging, en heeft het tenlastegelegde bewezenverklaard. Omdat de buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) ten onrechte geen waarschuwing had gegeven maar direct een boete had opgelegd, heeft de kantonrechter de verdachte geen straf opgelegd.

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

Feitelijke gang van zaken

Op 20 juni 2020 zat de verdachte zonder een mondkapje te dragen in de metro op het metrostation Rokin in Amsterdam. Het dragen van een mondkapje was sinds 1 juni 2020 verplicht gesteld door de vervoerder en kenbaar gemaakt door middel van omroepberichten, persberichten en via de website van de vervoerder. Deze verplichting hield verband met de bestrijding van het Covid-19-virus. Een BOA, domein openbaar vervoer, heeft de verdachte staande gehouden wegens overtreding van artikel 72 van de Wet personenvervoer en heeft een bekeuring uitgeschreven.1 De verdachte is niet eerst aangesproken op zijn verzuim een mondkapje te dragen en in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat er geen waarschuwingsplicht gold voor BOA’s in het openbaar vervoer, alvorens over te gaan tot het beboeten van een reiziger die in het openbaar vervoer geen mondkapje droeg. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Primair kon een burger geen rechten ontlenen aan (onder meer) het Protocol verantwoord blijven reizen openbaar vervoer, versie 1 juli 2020, (hierna: het Protocol) en de Handreiking handhaving BOA’s domein IV Covid-19 (hierna: de Handreiking), nu geen sprake is van richtlijnen uitgevaardigd door het openbaar ministerie. Subsidiair, indien een burger wel rechten kon ontlenen aan voornoemde documenten, volgt uit deze stukken geen waarschuwingsplicht. Het oordeel van de kantonrechter op dat punt berust op een onjuiste lezing. Uiterst subsidiair – indien het hof uitgaat van een individuele waarschuwingsplicht – is het openbaar ministerie van oordeel dat die waarschuwing al lang en breed aan de verdachte gegeven was, gelet op de dagelijkse media-aandacht, de persconferenties van de minister-president en de stickers, affiches en de veelvuldige omroepen op de stations en in het openbaar vervoer.

Standpunt van de verdachte

De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij weliswaar geen mondkapje droeg in de metro, maar dat hij zijn gedrag heeft aangepast nadat hij daarop is gewezen en dat hem is gezegd dat hij geen boete zou krijgen. Hij zou door de verbalisant apart zijn genomen, en deze verbalisant zou toen tegen hem hebben gezegd dat hij niet beboet zou worden, omdat hij in de politiesystemen niet voorkwam als iemand die eerder staande is gehouden voor het niet dragen van een mondkapje...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT