Uitspraak Nº 23-003001-21. Gerechtshof Amsterdam, 2022-10-27

ECLIECLI:NL:GHAMS:2022:3049
Docket Number23-003001-21
Date27 Octubre 2022
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-003001-21

datum uitspraak: 27 oktober 2022

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-279372-19 tegen

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,

adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging van de rechtbank zoals weergegeven in paragraaf 3.3. van het vonnis vervangt door de navolgende bewijsoverweging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van het wapen dat is aangetroffen in de helmbak van zijn scooter en heeft daarover bij de politie, de rechter-commissaris en de rechter in eerste aanleg eensluidend verklaard. Dat de verdachte rennend over straat ging met zijn scooter is een contra-indicatie voor het aannemen van wetenschap bij de verdachte van het wapen, omdat dat nogal opvalt. Het gedrag dat de verdachte nadat hij werd aangesproken door de verbalisanten en dat de verbalisanten als ‘opvallend’ omschrijven, is te verklaren door de angst van de verdachte op dat moment.

Het hof overweegt als volgt.

Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie (WWM) neemt het hof het volgende als uitgangspunt. Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat vast moet komen te staan dat de verdachte...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT