Uitspraak Nº 23-003500-17. Gerechtshof Amsterdam, 2018-07-02

ECLIECLI:NL:GHAMS:2018:2215
Docket Number23-003500-17
Date02 Julio 2018
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-003500-17

datum uitspraak: 2 juli 2018

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-654069-17 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,

postadres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 april 2018 en 18 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1:
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur van het merk CZ en model 61 (Skorpion) voorhanden heeft gehad;

2:
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Amsterdam, tezamen in vereniging met een ander, althans alleen, munitie van categorie III, te weten 19, in elk geval een of meer, patronen, kaliber 7,65 mm Browning, voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan zal beroep worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken en heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat niet (overtuigend) kan worden bewezen dat de verdachte geweten heeft van de aanwezigheid van een vuurwapen (met munitie) in de auto waarin hij zat. Immers, onvoldoende kan worden vastgesteld dat het vuurwapen zodanig in het zicht van de verdachte heeft gelegen dat hij dit moet hebben gezien noch kan het aangetroffen wapen op enigerlei andere wijze met de verdachte in verband worden gebracht. De foto’s in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2018 geven, gelet op de uiterlijke kenmerken van de tas, een vertekend beeld. Het betreft een slappe rugzak die onmogelijk zo rechtop kan zijn blijven staan als gesuggereerd wordt op de foto’s, aldus de raadsman.

Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen neemt het hof het volgende als vaststaand aan.

Op 12 juni 2017 troffen politieambtenaren na een verkregen melding van een spookrijder omstreeks 01.00 uur op de vluchtstrook van de ringweg A10 te Amsterdam een personenauto – een Audi A6 – aan die met de neus stond in de richting van het tegemoetkomende verkeer. In de directe nabijheid stonden [medeverdachte] en de verdachte die zojuist als bestuurder respectievelijk bijrijder uit het voertuig waren gestapt. Hoofdagent [verbalisant] voerde in de Audi een onderzoek uit en trof op de bodemplaat, vrijwel onmiddellijk vóór het zitvlak van de bijrijdersstoel een rugtas aan. De rits van de tas was geopend. Het zicht in de tas werd gedeeltelijk belemmerd door twee collen die bovenop de tas lagen, maar deze bedekten niet de gehele inhoud van de tas. Toen [verbalisant] met een zaklamp in het voertuig scheen en met zijn lichaam over de zitting van de bijrijdersstoel boog zag hij, zonder de collen te verplaatsen, in de tas een houten handvat en een trekker. De rugtas bleek een pistoolmitrailleur van het merk CZ model 61 (Skorpion), met daarin 19 patronen van het kaliber 7,65 mm Browning, te bevatten.

Vast staat verder dat de verdachte op 11 juni 2017 omstreeks 23.00 uur op de bijrijdersstoel van de Audi heeft plaatsgenomen. Hij heeft daar naar zijn zeggen een trui (het hof begrijpt: de collen) zien liggen die tegen zijn stoel aan lag(en). Hij is vervolgens met [medeverdachte] gaan rijden en is niet uitgestapt totdat hij in de auto (omstreeks 01.00 uur) stilstond op de snelweg. Gedurende de rit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT