Uitspraak Nº 23-004179-18. Gerechtshof Amsterdam, 2020-03-06

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:804
Docket Number23-004179-18
Date06 Marzo 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-004179-18

datum uitspraak: 6 maart 2020

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-730048-17 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1990,

briefadres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3, 5, 6, 7 en 24 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte - kort en zakelijk weergeven – ten laste gelegd dat hij:

1. zich in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot kaping van een helikopter door deze helikopter met geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging in zijn macht te brengen/houden en/of van zijn route af te doen wijken.

Subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen een kaping van een helikopter heeft voorbereid.

2. in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 samen met anderen heeft geprobeerd een gevangene, te weten [gevangene] , uit de Penitentiaire Inrichting te Roermond te bevrijden.

3. in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 al dan niet samen met anderen, wapens voorhanden heeft gehad, waaronder automatische vuurwapens, munitie en wapenonderdelen (patroonhouders en –magazijnen).

4. zich in de periode van 7 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van heling van drie auto’s, te weten een Audi met origineel kenteken [XX-XXX-X] , een BMW met origineel kenteken [YY-YYY-Y] en een BMW voorzien van (valse) kentekenplaten [ZZ-ZZ-ZZ] .

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van het arrest.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

1 Bewijsoverwegingen
1.1

De verdachte staat met acht anderen terecht in het strafrechtelijk onderzoek 13Leyburn. De tenlastelegging, zoals hierboven kort omschreven, is in alle zaken min of meer gelijkluidend. De verdachten wordt bovendien telkens medeplegen verweten, met uitzondering van [IM] . Daarnaast zijn ook feitelijk de zaken zeer nauw met elkaar verweven. Daarom, alsmede om praktische redenen, is het hof in alle zaken tot een gelijkluidende beschrijving en beoordeling van de relevante feiten en omstandigheden gekomen. Dat heeft tot gevolg dat in de navolgende overwegingen ook enkele passages voorkomen die de verdachte strikt genomen niet direct treffen. Bovendien worden sommige relevant geoordeelde feiten en omstandigheden, bijvoorbeeld de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken, onvermijdelijk herhaald bij de bespreking van de feitelijke betrokkenheid van elke verdachte, dan wel wordt verwezen naar eerdere of latere overwegingen.

1.2

Voor zover het hof tot een veroordeling is gekomen zijn de daartoe redengevende feiten en omstandigheden afgeleid uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II van het arrest.

2 Bevrijdingsactie
2.1

De zaak draait kort gezegd om het plan [gevangene] (hierna: [gevangene] ) uit de Penitentiaire Inrichting (P.I.) Roermond te bevrijden met behulp van een gekaapte helikopter. Dat uit de bewijsmiddelen blijkt van dit plan is door de verdediging niet bestreden. Evenmin is bestreden dat het de bedoeling was dat de eenmaal gekaapte helikopter zou worden bestuurd door de daarvoor speciaal uit Colombia overgekomen medeverdachte [GB] .

2.2

Het was aanvankelijk de bedoeling [gevangene] op 4 oktober 2017 te bevrijden. Door een persoon die opgaf te zijn [IM] (hierna ook wel genoemd: [IM] ) is getracht om bij HeliCentre Lelystad een helikopter te huren. Hij vertelde dat hij een rondvlucht wilde maken met zijn vriendin en dat hij op 4 oktober 2017 wilde vertrekken van heliplatform Heythuysen (Limburg). De helikopter die hij wilde huren was geschikt om vier passagiers te vervoeren. Mede omdat de huurder vertelde dat hij afkomstig was uit Amsterdam, wekte dit argwaan. Daarop is contact gezocht met de luchtvaartpolitie. Vervolgens is een pseudodienstverleningstraject opgestart waarbij het contact met HeliCentre werd overgenomen door de politie. Daarnaast zijn telefoongesprekken afgeluisterd en is een aantal in beeld gekomen verdachten geobserveerd. De rondvlucht is in eerste instantie geannuleerd. Daarna is afgesproken de rondvlucht op 11 oktober 2017 te maken. De huurder zou zich om 13.30 uur melden op Kempen Airport in Budel (Noord-Brabant). De helikopter zou daar opstijgen en in Weert (Limburg) een tussenlanding maken om de ‘vriendin’ van de huurder op te halen.

Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting

2.3

Door de raadsman is betoogd dat de feiten en omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan de toepassing van bovengenoemde dwangmiddelen geen redelijk vermoeden van schuld opleverden, zodat de toepassing van die dwangmiddelen onrechtmatig was. Door de communicatie van de telefoonnummers eindigend op *9055 en *9787 op te nemen en een pseudodienstverlener in te zetten is het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven van de verdachte en op een goede rechtsbedeling geschonden en is de integriteit van de opsporing in het geding. Daarom is sprake van een onherstelbaar vormverzuim en zijn belangrijke strafvorderlijke voorschriften in aanzienlijke mate geschonden. Dat betekent dat het resultaat van die verzuimen, te weten al hetgeen uit dat onderzoek is verkregen, als ‘fruits of the poisonous tree’ van het bewijs dienen te worden uitgesloten ex artikel 359a lid 1 onder b van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een vormverzuim en verwijst hierbij naar de overweging van de rechtbank onder punt 4.3.1 van het vonnis. Indien het hof wel meent dat sprake is van een vormverzuim, dan benadrukt zij dat met een constatering van het verzuim kan worden volstaan en dat er geen consequenties aan verbonden hoeven te worden.

Het hof overweegt als volgt.

Indien binnen de door art. 359a Sv bepaalde grenzen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in deze bepaling, en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient hij rekening te houden met de in het tweede lid van art. 359a Sv genoemde factoren.

De eerste factor is ‘het belang dat het geschonden voorschrift dient’. De tweede factor is ‘de ernst van het verzuim’. Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is ‘het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in art. 359a, tweede lid, Sv.

Het ligt op de weg van de verdediging het nodige aan te voeren over het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel voor de verdachte. Nu de verdediging op die punten niet of nauwelijks iets heeft aangevoerd, meer in het bijzonder niet ten aanzien van het nadeel dat de verdachte zou hebben ondervonden, moet het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting reeds daarom worden verworpen.

2.4

Uit het dossier blijkt dat [GB] van Bogota (Colombia) naar Brussel is gevlogen en daar op 27 september 2017 is geland. Hij zou aanvankelijk weer terugvliegen op 8 oktober 2017, maar de terugvlucht is – kennelijk in verband met de uitgestelde helikoptervlucht – door hemzelf op 8 oktober 2017 omgeboekt naar 14 oktober 2017.

2.5

[GB] verbleef in een hotel in Brussel. Daar is hij op 28 en 30 september 2017 opgehaald en naar café La Carambole in Roosendaal gebracht, waar besprekingen hebben plaatsgevonden over de op handen zijnde bevrijdingsactie. Dat [GB] hier is geweest volgt uit zijn eigen verklaring en de gegevens uit zijn iPad, waaruit blijkt dat die op 28 en 30 september 2017 verbinding heeft gemaakt met het wifi-netwerk van La Carambole .

2.6

De nacht voor de op 4 oktober 2017 geplande helikoptervlucht heeft een aantal verdachten, waaronder [GB] , verbleven in ‘ [B&B] ’ in Eindhoven.

2.7

Nadat de eerste helikoptervlucht is geannuleerd heeft [GB] vanaf 8 oktober 2017 verbleven in een woning aan de [A-straat] te Amsterdam. Die woning blijkt, gelet op dat verblijf van [GB] , en de aangetroffen spullen die in verband kunnen worden gebracht met de bevrijdingsactie (zoals blauwe touwen en restanten van het vervaardigen van kraaienpoten), louter te zijn gebruikt voor de beoogde strafbare feiten. De huurder, verdachte [verdachte] (hierna ook wel genoemd: [verdachte] ), heeft in elk geval niet verklaard dat de woning voor (ook) andere...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT