Uitspraak Nº 23-004648-18. Gerechtshof Amsterdam, 2019-09-25
ECLI | ECLI:NL:GHAMS:2019:3444 |
Docket Number | 23-004648-18 |
Date | 25 Septiembre 2019 |
Court | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004648-18
datum uitspraak: 25 september 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2018 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 september 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 31 augustus 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 6,4 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs dat hij onder zodanige invloed was van cannabis dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht (ECLI:NL:HR:2012:BT2669). Het enkele feit dat na onderzoek is gebleken dat de verdachte een te hoog THC-gehalte in zijn bloed had, is daarvoor onvoldoende.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De tenlastelegging is toegesneden op het bepaalde in artikel 8, lid 5, Wegenverkeerswet 1994, dat op 1 juli 2017, dus na het door de raadsman aangehaalde arrest van de Hoge Raad, is ingevoerd. In dit lid is, voor zover hier van belang en kort gezegd, strafbaar gesteld het besturen van een voertuig onder invloed van cannabis, voor zover het THC-gehalte hoger is dan de in artikel 3 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer opgenomen grenswaarde van 3,0 microgram THC per liter bloed. In bedoeld lid is niet als (bijkomende) voorwaarde opgenomen dat daarnaast moet komen vast te staan dat de verdachte ten gevolge van het te hoge THC-gehalte...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT