Uitspraak Nº 23-004902-14. Gerechtshof Amsterdam, 2016-06-24
ECLI | ECLI:NL:GHAMS:2016:2414 |
Date | 24 Junio 2016 |
Docket Number | 23-004902-14 |
Court | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
parketnummer: 23-004902-14
datum uitspraak: 24 juni 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam na verwijzing op de voet van artikel 62b van de Wet op de Rechtelijke Organisatie gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 november 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 18/750224-13 (hierna ook: zaak A) en 18/730061-14 (hierna ook: zaak B) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
thans gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2015, 8 september 2015, 24 mei 2016, 26 mei 2016, 30 mei 2016, 2 juni 2016 en 10 juni 2016, en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht.
De verdediging heeft het hof verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, omdat de termijn voor het indienen van de appelschriftuur met ongeveer een maand is overschreden.
De advocaat-generaal heeft onderschreven dat de appelschriftuur van de officier van justitie te laat is ingediend, maar heeft betoogd dat daaraan niet de consequentie moet worden verbonden die door de verdediging wordt voorgestaan. Zij heeft erop gewezen dat het de betrokken officier van justitie vanwege feestdagen en enkele vrije dagen was ontschoten dat bedoelde termijn verliep en dit in het weekend van 25 januari 2015 gewaar is geworden. Verder heeft zij aangevoerd dat het belang van het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep, gelet op de grote maatschappelijke belangen in deze zaak, zwaarder weegt dan het belang dat met het verbinden van het gevolg van niet-ontvankelijkverklaring aan het verzuim van de officier van justitie in het hoger beroep is gemoeid. Bovendien is het tijdstip van indiening van de appelschriftuur niet dusdanig dat gesproken kan worden van een beletsel voor de voorbereiding van de behandeling ter terechtzitting voor het hof en de verdediging, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 410, eerste lid, Sv dient de officier van justitie binnen veertien dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur houdende grieven in te dienen.
Op grond van het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv kan aan het verzuim van het openbaar ministerie een schriftuur houdende grieven in te dienen de sanctie van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep worden verbonden. Dit voorschrift is mede van toepassing op een geval waarin de appelschriftuur niet tijdig is ingediend (HR 29 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2340).
In dit geval heeft de officier van justitie op 11 december 2014 hoger beroep tegen het aangevallen vonnis ingesteld. Hij heeft de appelschriftuur eerst op 26 januari 2015, dus meer dan een maand te laat ingediend. Het dossier is op 13 april 2015 door het hof ontvangen.
Gelet hierop dient het hof vervolgens te beoordelen of het belang van het hoger beroep zwaarder dient te wegen dan het belang dat is gemoeid met het verbinden van de niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep aan het verzuim van de officier van justitie om tijdig een appelschriftuur in te dienen.
Enerzijds neemt het hof daarbij in aanmerking dat de mate van de overschrijding van de indieningstermijn aanmerkelijk is en dat niet is gebleken van een valide reden voor de overschrijding. Anderzijds wordt meegewogen dat het gaat om een complexe en omvangrijke zaak waarin de verdachte er onder meer van wordt verdacht twee voltooide levensdelicten te hebben begaan; de zaak is mitsdien van een groot maatschappelijk gewicht. Verder heeft de ontijdige indiening van de appelschriftuur het hof of de verdediging niet gehinderd in de richtige voorbereiding van de behandeling van de zaak, althans daarvan is niet gebleken. Het hof tekent daarbij nog aan dat de inhoud van de schriftuur in het verlengde ligt van de onderbouwing van het door de officier van justitie op de terechtzitting in eerste aanleg ingenomen standpunt dat aan de verdachte de maatregel van ter beschikking stelling met verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd, zodat de inhoud van de schriftuur nauwelijks verrast kan hebben.
Bij deze stand van zaken dient het belang van het hoger beroep te prevaleren boven de scherpe sanctionering van het vastgestelde verzuim, zodat de officier van justitie niet om die reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep; ook overigens zijn er geen omstandigheden die aan die ontvankelijkheid in de weg staan. Het verweer wordt verworpen.
Na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex artikel 314a Sv in eerste aanleg, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zaak A:
1.
primair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 22 februari 2004, in ieder geval in of omstreeks het jaar 2004 (tot en met 22 februari 2004), te Enkhuizen, in ieder geval in de gemeente Enkhuizen, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte (in voornoemde periode) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, een of meerdere (toxische) middelen/stoffen toegediend en/of anderszins (telkens) handelingen verricht welke schadelijk waren voor de gezondheid van die [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 22 februari 2004, in ieder geval in of omstreeks het jaar 2004 (tot en met 22 februari 2004), te Enkhuizen opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, een of meerdere (toxische) middelen/stoffen toegediend en/of anderszins (telkens) handelingen verricht welke schadelijk waren voor de gezondheid van die [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2003 tot en met 22 februari 2004, in elk geval in de periode van 19 februari 2004 tot en met 22 februari 2004, te Enkhuizen, (zulks terwijl verdachte werkzaam was als verpleegster/verzorgende, althans in de zorg/verpleging) opzettelijk, [slachtoffer 1], zijnde verdachtes echtgenoot, tot wiens onderhoud, verpleging en/of verzorging verdachte krachtens wet of overeenkomst verplicht was, toen aldaar die [slachtoffer 1] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, immers heeft verdachte in voornoemde periode toen
- die [slachtoffer 1] niet uit zijn/een stoel kon opstaan en (vervolgens) door een van zijn zoons en verdachte naar bed was gebracht/gedragen en/of (in de periode daarna)
- die [slachtoffer 1] zwaar lag te ademen en/of te rochelen en/of
- die [slachtoffer 1] (ernstig) moest braken en/of (ernstig) heeft gebraakt (onder meer bloed) en/of
- toen die [slachtoffer 1] (een) ongezonde, althans ongebruikelijke, lichaamskleur(en) vertoonde (te weten witte handen, blauwe nagels, (donker) blauw/paarse neus en/of lippen en/of een of meerdere andere verkleuring(en) aan het gelaat),
- die [slachtoffer 1] niet meer aanspreekbaar was en/of in bewusteloze en/of comateuze toestand verkeerde, niet een huisarts of een (medewerk(st)er van een) arts van een ziekenhuis/Spoedeisende Hulp geconsulteerd en/of gealarmeerd en/of ingeschakeld en/of doen of laten alarmeren en/of inschakelen voor de nodige medische zorg ten behoeve van die [slachtoffer 1] en zodoende die [slachtoffer 1] de nodige medische zorg onthouden en zodoende die [slachtoffer 1] in hulpeloze toestand gebracht en/of gelaten, zulks terwijl vorenstaand nalaten en/of handelen van verdachte de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2003 tot en met 22 februari 2004, in elk geval in de periode van 19 februari 2004 tot en met 22 februari 2004, te Enkhuizen, (zulks terwijl verdachte werkzaam was als verpleegster/verzorgende, althans in de zorg/verpleging) roekeloos, althans grovelijk, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig, ten behoeve van de medische zorg van [slachtoffer 1], zijnde verdachtes echtgenoot, nadat
- die [slachtoffer 1] niet uit zijn/een stoel kon opstaan en (vervolgens) door een van zijn zoons en verdachte naar bed was gebracht/gedragen en/of (in de periode daarna)
- die [slachtoffer 1] zwaar lag te ademen en/of te rochelen en/of - die [slachtoffer 1] (ernstig) moest braken en/of (ernstig) heeft gebraakt (onder meer bloed) en/of
- toen die [slachtoffer 1] (een) ongezonde, althans ongebruikelijke, lichaamskleur(en) vertoonde (te weten witte handen, blauwe nagels, (donker) blauw/paarse neus en/of lippen en/of een of meerdere andere verkleuring(en) aan het gelaat),
- die [slachtoffer 1] niet meer aanspreekbaar was en/of in bewusteloze en/of comateuze toestand verkeerde, niet een huisarts of een (medewerk(st)er van een) arts van een ziekenhuis/Spoedeisende Hulp heeft geconsulteerd en/of gealarmeerd en/of ingeschakeld voor de nodige medische zorg ten behoeve van die [slachtoffer 1] en zodoende die [slachtoffer 1] de nodige medische zorg onthouden, waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer 1] zodanig letsel heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 30 november 2012, in elk geval in of omstreeks het jaar 2012 (tot...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT