Uitspraak Nº 25 oktober 2022. Rechtbank Noord-Holland, 2022-10-25

ECLIECLI:NL:RBNHO:2022:9705
Docket Number25 oktober 2022
Date25 Octubre 2022
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15.102384.20

Uitspraakdatum: 25 oktober 2022

Tegenspraak

Vonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2022 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. M. Hobbelink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.M. Neervoort, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

primair

hij op of omstreeks 5 december 2019 te Den Helder als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de [plaats], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met onverminderde snelheid, in elk geval met een in onvoldoende mate aan de verkeerssituatie ter plaatse aangepaste snelheid en/of zonder zich er vooraf in voldoende mate van te vergewissen dat de weg vrij was, een voetgangersoversteekplaats te naderen en op te rijden, zonder een overstekende voetganger voor te laten gaan en met grote impact op te botsen of aan te rijden tegen die overstekende voetganger, waardoor die voetganger (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;

subsidiair

hij op of omstreeks 5 december 2019 te Den Helder als bestuurder van een voertuig (personenauto, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de [plaats], met zodanig hoge snelheid een voetgangersoversteekplaats is

genaderd dat hij niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en in botsing of aanrijding is gekomen met een op die voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs
3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij acht bewezen dat het verkeersgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. De verdachte heeft langere tijd niet opgelet en zijn aandacht niet bij de weg gehad. Het was die middag best druk, zo blijkt uit de beelden. Dit had voor de verdachte aanleiding moeten zijn om bij de voetgangersoversteekplaats extra voorzichtig te rijden en zijn snelheid te matigen. Als hij vanwege de afslaande auto onvoldoende overzicht had op de verkeerssituatie, had hij moeten stoppen. Door zijn snelheid niet te matigen heeft de verdachte zichzelf in een situatie gebracht waarin hij niet meer adequaat kon reageren. Dit verkeersgedrag kwalificeert als een overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW).

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit bepleit. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Uit het dossier volgt dat de verdachte zich aan de snelheidslimiet heeft gehouden. De verdachte heeft het slachtoffer niet gezien. Er was sprake van een tijdelijk moment van onoplettendheid bij de verdachte. Maar de enkele omstandigheid dat de verdachte de voetganger die hij voorrang had moeten verlenen (vanwege een tijdelijk moment van onoplettendheid) niet heeft gezien, hoewel hij haar wel had kunnen zien, is onvoldoende voor het bewijs van schuld. De ondergrens van artikel 6 WVW wordt in deze zaak niet gehaald. Wel heeft de verdachte door zijn onoplettendheid gevaar op de weg veroorzaakt, zoals subsidiair ten laste is gelegd. Overtreding van artikel 5 WVW kan dus bewezen worden.

3.3

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.3.2

Bewijsmotivering

Schuld

Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of is overleden, terwijl er minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door de verdachte. Een lichte mate van schuld is niet voldoende. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid kan niet worden aangegeven of een enkele verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van genoemd artikel, waarbij ook moet worden opgemerkt dat dit niet slechts uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte geen voorrang heeft verleend aan een voetganger die overstak op een voetgangersoversteekplaats. Dit is een ernstige verkeersovertreding. Juist bij voetgangersoversteekplaatsen geldt dat verkeersdeelnemers extra oplettend moeten zijn voor overstekende voetgangers. De verdachte was bovendien goed bekend met de verkeerssituatie ter plaatse. Hij woont in de buurt en rijdt er vrijwel dagelijks langs, van en naar zijn werk. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de oversteekplaats voor voetgangers gevaarlijk vindt en dat er vaker verkeersongevallen voorkomen. Hij is zelfs een aantal weken voorafgaand aan deze zaak getuige geweest van een ander ongeluk op die plek en heeft toen zelf nog de politie gebeld. Ook heeft hij verklaard dat zijn zicht op de voetgangersoversteekplaats niet heel goed was; volgens de verdachte was het een beetje donker en regende het licht, en werd zijn zicht op de oversteekplaats tijdelijk belemmerd door een auto(bus) die vanuit de tegenovergestelde rijrichting linksaf sloeg.

De rechtbank is van oordeel dat hij daarom extra oplettend had moeten zijn voor overstekende voetgangers en zijn rijgedrag aan omstandigheden had moeten aanpassen. Desondanks naderde de verdachte de oversteekplaats met een snelheid van 50 à 55 km/h en heeft hij zijn snelheid op geen enkel moment verminderd.

De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte in staat was om het slachtoffer rechts van de weg, aan het begin van de voetgangersoversteekplaats, waar te nemen. Door de afslaande auto is het slachtoffer ongeveer 2 seconden buiten het zicht van de verdachte geweest, maar daarna is zij ongeveer 4 seconden in het gezichtsveld van de verdachte geweest, voordat hij het slachtoffer aanreed. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de verdachte het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT