Uitspraak Nº 3158059. Rechtbank Gelderland, 2015-07-15

ECLIECLI:NL:RBGEL:2015:4567
Date15 Julio 2015
Docket Number3158059
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 3158059 \ CV EXPL 14-10494 \ 668 \ 16608

uitspraak van

vonnis

in de zaak van

de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam

eisende partij

gemachtigde [naam gemachtigde], USG Legal Amsterdam

tegen

[gedaagde partij]

wonende te [woonplaats]

gedaagde partij

gemachtigde Leaseproces

Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde partij] genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 13 augustus 2014

- de conclusie van repliek met producties

- de conclusie van dupliek met producties.

- de brief van 15 juni 2015 van de gemachtigde van [gedaagde partij], met nagekomen producties 26 en 27, die met instemming van Dexia aan de producties bij conclusie van antwoord zijn toegevoegd.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk partij was, is na een

fusie met haar aandeelhoudster als rechtspersoon opgehouden te bestaan. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.

2.2.

[gedaagde partij] heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:

Nr.

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Looptijd

Totale leasesom

I.

22503274

15-06-2001

Capital Effect Vooruitbetaling 15 jaar

180 mnd

€ 20.496,60

2.3.

Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:

Nr.

Datum eindafrekening

Resultaat

I.

12-06-2006

- € 1.636,86

2.4.

[gedaagde partij] is niet ingegaan op het zogenaamde Dexia-Aanbod en

heeft door middel van een zogenaamde opt-out verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling gebonden te willen zijn.

2.5.

Volgens opgave van Dexia heeft [gedaagde partij] op grond van de

lease-overeenkomst in totaal een bedrag van € 5.466,00 aan maandtermijnen en een bedrag van € 1.636,86 aan restschuld aan Dexia betaald. Vervolgens heeft [gedaagde partij] een bedrag van € 991,16 aan dividenden ontvangen. Op of omstreeks 13 januari 2012 heeft Dexia nog een bedrag van in totaal € 1.403,00 inclusief wettelijke rente tot en met 31 december 2011 aan [gedaagde partij] uitgekeerd.

2.6.

Bij brief van 21 december 2011 heeft Dexia het volgende – voor zover van belang

– aan [gedaagde partij] meegedeeld:

Dexia Nederland B.V. (..) is voornemens haar financiële verplichtingen jegens u te voldoen. (…)
Dexia heeft ter compensatie van de door haar cliënten geleden schade een aantal regelingen getroffen, waaronder het Dexia Aanbod en de Duisenbergregeling. U heeft aangegeven van die regelingen geen gebruik te willen maken. Dexia erkent dat u desondanks aanspraak heeft op een vergoeding van de door u geleden schade en is voornemens het daarvoor in haar boeken opgenomen bedrag ter grootte van € 1.403,00 aan u uit te betalen.

2.7.

Bij brief van 25 januari 2012 heeft [gedaagde partij] aan Dexia meegedeeld zich haar rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voor te behouden.

2.8.

Bij brief van 28 maart 2014 heeft Dexia aan [gedaagde partij] meegedeeld dat zij een einde wil maken aan de onzekere situatie tussen haar en [gedaagde partij]. Dexia heeft [gedaagde partij] verzocht mee te delen of Dexia aan al haar verplichtingen jegens [gedaagde partij] heeft voldaan en – zo niet – mee te delen en te onderbouwen welk bedrag Dexia nog verschuldigd zou zijn.

2.9.

[gedaagde partij] heeft niet op de onder 2.8. genoemde brief gereageerd.

3 De vordering en het verweer
3.1.

Dexia vordert dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [gedaagde partij] gesloten lease-overeenkomst met nummer 22503274 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde partij] is verschuldigd. Ten slotte vordert Dexia [gedaagde partij] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

3.2.

Dexia stelt dat zij zich ziet geconfronteerd met de situatie dat

[gedaagde partij] een vordering op haar pretendeert, dat [gedaagde partij] de verjaring van die vordering heeft gestuit, maar dat [gedaagde partij] niet inhoudelijk motiveert waarom zij meent een vordering op Dexia te hebben. Dexia meent daarom er recht en belang bij te hebben dat in rechte wordt vastgesteld dat [gedaagde partij] geen vordering meer op haar heeft in verband met de tussen hen gesloten lease-overeenkomst.

3.3.

[gedaagde partij] heeft inhoudelijk verweer gevoerd.

3.4.

Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter hierna, voor zover van belang, ingaan.

4 De beoordeling

Belang bij de vordering en misbruik van procesbevoegdheid?

4.1.

[gedaagde partij] stelt voorop dat Dexia geen belang heeft bij de

onderhavige vordering (artikel 3:303 BW) en dat zij door het instellen daarvan misbruik

maakt van haar bevoegdheid daartoe (artikel 3:13 BW). Bij de beoordeling daarvan zijn de

volgende omstandigheden van belang.

4.2.

Dexia heeft onbetwist gesteld dat haar commerciële bedrijfsvoering reeds lange tijd

geleden is gestaakt, dat zij thans slechts bestaat om de geschillen rond de effectenlease- producten af te wikkelen en dat aan het in stand houden van de daarvoor noodzakelijke organisatie hoge kosten verbonden zijn. Daarmee is gegeven dat Dexia een redelijk en in rechte te respecteren belang heeft om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of afnemers – waaronder [gedaagde partij] – aanspraken jegens haar hebben en zo ja, tot welke omvang en op welke grond, ten einde in staat te zijn deze af te wikkelen. Gelet op de gemotiveerde onderbouwing door Dexia van haar stelling, inhoudende dat zij aan haar verplichtingen jegens [gedaagde partij] heeft voldaan, vormt het vorderen van een verklaring voor recht een geëigend middel om die duidelijkheid te verkrijgen. [gedaagde partij] heeft dan immers de mogelijkheid om in conventie en/of in reconventie het tegendeel te onderbouwen.

4.3.

Het voorgaande neemt niet weg dat, gelet op het verweer van [gedaagde partij], moet worden onderzocht of Dexia misbruik maakt van haar bevoegdheid tot het instellen van een vordering als de onderhavige. Hoewel hiervoor reeds is overwogen dat Dexia voldoende belang heeft bij het verkrijgen van duidelijkheid in de rechtsverhouding tussen haar en (ook) [gedaagde partij], kan er toch sprake zijn van misbruik van bevoegdheid, hetgeen onder meer het geval kan zijn indien de bevoegdheid van Dexia om de vordering op dit moment in te stellen wordt uitgeoefend met geen ander doel dan [gedaagde partij] te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend, danwel indien Dexia, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang van de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Daarbij is van belang of [gedaagde partij] voldoende de gelegenheid heeft gehad om de feiten en omstandigheden te onderzoeken die bepalend zijn voor haar aanspraken en of inmiddels voldoende duidelijkheid bestaat over de in rechte toe te passen beoordelingsmaatstaven.

4.4.

De onderhavige procedure heeft betrekking op effectenleaseovereenkomsten. De rechtsverhouding tussen partijen vormt een onderdeel van een groot aantal financiële massaschadezaken. Elke afzonderlijke procedure in een dergelijke zaak dient te worden behandeld en beslist op grond van de feiten en omstandigheden van de individuele zaak. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met de beoordelingsmaatstaven zoals die zijn en worden ontwikkeld bij de afdoening van soortgelijke zaken. Omdat de behandeling van deze zaken in en buiten rechte zich concentreert bij een klein aantal partijen en organisaties, bestaat de mogelijkheid van enige coördinatie bij de afdoening van deze zaken. Deze omstandigheden brengen mee dat bij de beoordeling of enige partij recht en belang heeft bij het instellen van een procedure in een individuele zaak, tevens van belang is wat de stand van zaken is bij de ontwikkeling van beoordelingsmaatstaven voor de betreffende massaschadezaken als geheel, en voorts wat de betrokken partijen (met name Dexia) en gemachtigden (met name Leaseproces) in dat verband hebben gedaan en nagelaten.

4.5.

Het overgrote deel van de bovenbedoelde zaken is afgedaan door het algemeen verbindend verklaren van de WCAM-overeenkomst in de beschikking van hof Amsterdam d.d. 25 januari 2005. [gedaagde partij] heeft echter door het tijdig inzenden van een opt-outverklaring te kennen gegeven daaraan niet gebonden te willen zijn. Daaruit heeft Dexia mogen begrijpen dat [gedaagde partij] een hogere schadevergoeding wenste te ontvangen dan waarop de WCAM-overeenkomst in haar geval aanspraak gaf. Voorts heeft Dexia daaruit mogen begrijpen dat, nu Dexia te kennen had gegeven niet bereid te zijn tot een hogere schadevergoeding, daarover zou moeten worden beslist in een procedure tussen partijen, dan wel alsnog een individuele minnelijke regeling zou moeten worden getroffen. Die verklaring heeft [gedaagde partij] thans meer dan zeven jaar geleden afgelegd.

4.6.

In zijn arresten van 28 maart 2008 (LJN BC2837) en 5 juni 2009 (LJN BH 2815) heeft de Hoge Raad uitsluitsel gegeven over de regels en beoordelingsmaatstaven die van toepassing zijn op effectenleasezaken zoals de onderhavige. In de arresten van hof Amsterdam van 1 december 2009 (LJN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983) is daaraan feitelijk invulling gegeven door de ontwikkeling van de zogenoemde Hof-formule. In zijn arrest d.d. 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof Amsterdam daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de eerder bedoelde maatstaven. Daarmee stond in hoofdlijnen vast en was aan partijen bekend...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT