Uitspraak Nº 3279581 CV EXPL 14-5311. Rechtbank Gelderland, 2015-07-29

ECLIECLI:NL:RBGEL:2015:5126
Docket Number3279581 CV EXPL 14-5311
Date29 Julio 2015
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)
Rechtbank GELDERLAND

Sector kanton en handelszaken

Locatie Apeldoorn

Zaak-/Rolnummer: 3279581 CV EXPL 14-5311

Afschrift aan: gemachtigden

Verzonden d.d.:

vonnis van de kantonrechter van 29 juli 2015

inzake:

de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland N.V. en op haar beurt volgtijdelijk rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V. en Legio Lease B.V.

gevestigd te Amsterdam

eisende partij

gemachtigde USG Legal Professionals

tegen

[gedaagde]

wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde Leaseproces.

Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.

1 Het procesverloop
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 11 juli 2014 met producties

- de conclusie van antwoord met producties

- de rolbeschikking van 12 november 2014

- de conclusie van repliek, tevens akte wijziging eis, met producties

- de nadere akte van de zijde van Dexia

- de conclusie van dupliek met producties

- de akte uitlating producties van de zijde van Dexia

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald. Van de zijde van [gedaagde] is vervolgens nog een akte overlegging jurisprudentie ingediend.

2 De feiten
2.1.

Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk partij was, is na een

fusie met haar aandeelhoudster als rechtspersoon opgehouden te bestaan. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.

2.2.

[gedaagde] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:

Nr.

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Looptijd

Totale leasesom

1.

[contractnummer 1]

23-04-1998

Capital Effect

180 mnd

€ 44.603,24

2.

[contractnummer 2]

23-12-1999

Profit Effect met Vooruitbetaling

120 mnd

€ 10.095,40

2.3.

Dexia heeft met betrekking tot de leaseovereenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:

Nr.

Datum eindafrekening

Resultaat

1.

13-10-2004

- € 5.374,43

2.

05-01-2004

- € 3.289,55

2.4.

[gedaagde] is niet ingegaan op het zogenaamde Dexia-Aanbod en heeft door

middel van een zogenaamde opt-out verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenbergregeling gebonden te willen zijn.

2.5.

Volgens opgave van Dexia heeft [gedaagde] op grond van de lease-

overeenkomsten in totaal een bedrag van € 18.468,59 aan maandtermijnen en een bedrag van € 8.663,98 aan restschuld aan Dexia betaald. Vervolgens heeft [gedaagde] een bedrag van € 3.445,61 aan dividenden ontvangen. Op of omstreeks 18 januari 2012 heeft Dexia nog een bedrag van in totaal € 8.020,36 inclusief wettelijke rente tot en met 31 december 2011 aan [gedaagde] uitgekeerd.

2.6.

Bij brief van 21 december 2011 heeft Dexia het volgende – voor zover van belang

– aan [gedaagde] meegedeeld:

Dexia Nederland B.V. (..) is voornemens haar financiële verplichtingen jegens u te voldoen. (…)
Dexia heeft ter compensatie van de door haar cliënten geleden schade een aantal regelingen getroffen, waaronder het Dexia Aanbod en de Duisenbergregeling. U heeft aangegeven van die regelingen geen gebruik te willen maken. Dexia erkent dat u desondanks aanspraak heeft op een vergoeding van de door u geleden schade en is voornemens het daarvoor in haar boeken opgenomen bedrag ter grootte van € 8.020,36 aan u uit te betalen.

2.7.

Bij brief van 25 januari 2012 heeft [gedaagde] aan Dexia meegedeeld zich zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voor te behouden.

2.8.

Vervolgens heeft Dexia aan [gedaagde] meegedeeld dat zij een einde wil maken aan de onzekere situatie tussen haar en [gedaagde] . Dexia heeft [gedaagde] verzocht mee te delen of Dexia aan al haar verplichtingen jegens [gedaagde] heeft voldaan en – zo niet – mee te delen en te onderbouwen welk bedrag Dexia nog verschuldigd zou zijn.

2.9.

Bij brief van 2 juni 2014 heeft de gemachtigde van [gedaagde] meegedeeld dat [gedaagde] recht heeft op volledige schadeloosstelling.

3 De vordering en het verweer
3.1.

Dexia vordert, na wijzigingen van eis, dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [gedaagde] gesloten lease-overeenkomsten met nummers [contractnummer 1] en [contractnummer 2] aan [gedaagde] verschuldigd is een bedrag van € 1.071,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening tot de dag der algehele voldoening. Ten slotte vordert Dexia [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

3.2.

Dexia stelt dat [gedaagde] weliswaar door het sluiten van de overeenkomst Profit Effect met Vooruitbetaling werd blootgesteld aan een risico op een onaanvaardbaar zware financiële last, maar dat hiervan geen sprake was bij het sluiten van de overeenkomst Capital Effect. Ten aanzien van laatstgenoemde overeenkomst stelt Dexia dat zij zich ziet geconfronteerd met de situatie dat [gedaagde] een vordering op haar pretendeert, dat [gedaagde] de verjaring van die vordering heeft gestuit, maar dat [gedaagde] niet inhoudelijk motiveert waarom hij meent een vordering op Dexia te hebben. Dexia meent daarom er recht en belang bij te hebben dat in rechte wordt vastgesteld dat [gedaagde] enkel een vordering op haar heeft in verband met de tussen hen gesloten lease-overeenkomst Profit Effect met Vooruitbetaling.

3.3.

[gedaagde] heeft inhoudelijk verweer gevoerd.

3.4.

Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter hierna, voor zover van belang, ingaan.
4. De beoordeling
Belang bij de vordering en misbruik van procesbevoegdheid?

4.1.

[gedaagde] stelt voorop dat Dexia geen belang heeft bij de onderhavige vordering

(artikel 3:303 BW) en dat zij door het instellen daarvan misbruik maakt van haar

bevoegdheid daartoe (artikel 3:13 BW). Bij de beoordeling daarvan zijn de volgende

omstandigheden van belang.

4.2.

Dexia heeft onbetwist gesteld dat haar commerciële bedrijfsvoering reeds lange tijd

geleden is gestaakt, dat zij thans slechts bestaat om de geschillen rond de effectenlease- producten af te wikkelen en dat aan het in stand houden van de daarvoor noodzakelijke organisatie hoge kosten verbonden zijn. Daarmee is gegeven dat Dexia een redelijk en in rechte te respecteren belang heeft om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of afnemers – waaronder [gedaagde] – aanspraken jegens haar hebben en zo ja, tot welke omvang en op welke grond, ten einde in staat te zijn deze af te wikkelen. Gelet op de gemotiveerde onderbouwing door Dexia van haar stelling, inhoudende dat zij aan haar verplichtingen jegens [gedaagde] heeft voldaan, vormt het vorderen van een verklaring voor recht een geëigend middel om die duidelijkheid te verkrijgen. [gedaagde] heeft dan immers de mogelijkheid om in conventie en/of in reconventie het tegendeel te onderbouwen.

4.3.

Het voorgaande neemt niet weg dat, gelet op het verweer van [gedaagde] , moet worden onderzocht of Dexia misbruik maakt van haar bevoegdheid tot het instellen van een vordering als de onderhavige. Hoewel hiervoor reeds is overwogen dat Dexia voldoende belang heeft bij het verkrijgen van duidelijkheid in de rechtsverhouding tussen haar en (ook) [gedaagde] , kan er toch sprake zijn van misbruik van bevoegdheid, hetgeen onder meer het geval kan zijn indien de bevoegdheid van Dexia om de vordering op dit moment in te stellen wordt uitgeoefend met geen ander doel dan [gedaagde] te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend, danwel indien Dexia, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang van de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Daarbij is van belang of [gedaagde] voldoende de gelegenheid heeft gehad om de feiten en omstandigheden te onderzoeken die bepalend zijn voor zijn aanspraken en of inmiddels voldoende duidelijkheid bestaat over de in rechte toe te passen beoordelingsmaatstaven.

4.4.

De onderhavige procedure heeft betrekking op effectenleaseovereenkomsten. De rechtsverhouding tussen partijen vormt een onderdeel van een groot aantal financiële massaschadezaken. Elke afzonderlijke procedure in een dergelijke zaak dient te worden behandeld en beslist op grond van de feiten en omstandigheden van de individuele zaak. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met de beoordelingsmaatstaven zoals die zijn en worden ontwikkeld bij de afdoening van soortgelijke zaken. Omdat de behandeling van deze zaken in en buiten rechte zich concentreert bij een klein aantal partijen en organisaties, bestaat de mogelijkheid van enige coördinatie bij de afdoening van deze zaken. Deze omstandigheden brengen mee dat bij de beoordeling of enige partij recht en belang heeft bij het instellen van een procedure in een individuele zaak, tevens van belang is wat de stand van zaken is bij de ontwikkeling van beoordelingsmaatstaven voor de betreffende massaschadezaken als geheel, en voorts wat de betrokken partijen (met name Dexia) en gemachtigden (met name Leaseproces) in dat verband hebben gedaan en nagelaten.

4.5.

Het overgrote deel van de bovenbedoelde zaken is afgedaan door het algemeen verbindend verklaren van de WCAM-overeenkomst in de beschikking van hof Amsterdam d.d. 25 januari 2005. [gedaagde] heeft echter door het tijdig inzenden van een opt-outverklaring te kennen gegeven daaraan niet gebonden te willen zijn. Daaruit heeft Dexia mogen begrijpen dat [gedaagde] een hogere schadevergoeding wenste te ontvangen dan waarop de WCAM-overeenkomst in zijn geval aanspraak gaf. Voorts heeft Dexia daaruit mogen begrijpen dat, nu Dexia te kennen had gegeven niet bereid te zijn tot een hogere schadevergoeding, daarover zou moeten worden beslist in een procedure tussen partijen, dan wel alsnog een individuele minnelijke regeling zou moeten worden getroffen. Die verklaring heeft [gedaagde] thans meer dan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT