Uitspraak Nº 4488742 VZ VERZ 15-19593. Rechtbank Rotterdam, 2015-11-24

ECLIECLI:NL:RBROT:2015:8588
Docket Number4488742 VZ VERZ 15-19593
Date24 Noviembre 2015
RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4488742 VZ VERZ 15-19593

uitspraak: 24 november 2015

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

op het gezamenlijk verzoek ex artikel 96 Rv van:

de stichting

Sophia Stichting

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,

(mede)verzoekster,

gemachtigde: mr. M. Fontijne (Fontijne arbeidsrecht & mediation te Leiden),

en

[medeverzoeker] ,

wonende te Rotterdam,

(mede)verzoeker,

gemachtigde: mr. F. Madani (LAD Utrecht)

Partijen worden hierna “Sophia” en “[medeverzoeker]” genoemd.

1 Het verloop van de procedure
1.1

Op 1 oktober 2015 is ter griffie van de rechtbank, kamer voor kantonzaken, ontvangen het exemplaar van het gezamenlijk verzoekschrift ex artikel 96 Rv van Sophia, vergezeld van producties, waarbij beide partijen tevens hun standpunt hebben toegelicht ten aanzien van het tussen hen gerezen geschil. Op 5 oktober 2015 is ter griffie ontvangen het exemplaar van het gezamenlijk verzoekschrift zijdens [medeverzoeker].

In het gezamenlijk verzoekschrift hebben beide partijen te kennen gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling van de zaak.

De kantonrechter heeft daarop de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2 De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet voldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen het volgende vast.

2.1

[medeverzoeker] is van 1 juli 1999 tot 1 oktober 2015 bij Sophia in dienst geweest in de functie van revalidatiearts. Op 11 juni 2015 zijn partijen overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2015 met wederzijds goedvinden beëindigd wordt, onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding aan [medeverzoeker]. In de beëindigingsovereenkomst is als reden voor de beëindiging genoemd “een verschil van inzicht over de wijze waarop de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, waarbij Werkgeefster van mening is dat Werknemer niet langer geschikt is voor de uitoefening van zijn functie”.

2.2

De arbeidsovereenkomst wordt beheerst door de CAO Ziekenhuiswezen (hierna: “de CAO”) . Van die CAO maakt deel uit de zogenaamde Activeringsregeling, welke regeling vanaf 1 juli 2015 van kracht is. Deze Activeringsregeling biedt naast de wettelijke transitievergoeding een aanvulling op de WW-uitkering en enkele andere voorzieningen. In het geval van [medeverzoeker] biedt de Activeringsregeling een voorziening van ruim € 150.000,- bruto, naast de wettelijke transitievergoeding.

2.3

Hoofdstuk 13 van de CAO Ziekenhuiswezen is met ingang van 1 juli 2015 in werking getreden. Artikel 13.1 luidt als volgt:

“Aan de werknemer die voor onbepaalde tijd is aangesteld en die wordt ontslagen wegens:

vermindering of beëindiging van de werkzaamheden; of

reorganisatie; of

onbekwaamheid c.q. ongeschiktheid voor de in de instelling te vervullen functie die niet aan zijn schuld of toedoen te wijten is,

wordt met ingang van de dag, volgend op de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, door de werkgever een activeringsregeling toegekend overeenkomstig de bepalingen uit dit hoofdstuk.

2. De activeringsregeling bestaat uit een activeringsbudget ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding en een aanvulling op de uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het activeringsbudget bedraagt ten minste 5000 euro bij een voltijd dienstverband. Voor de werknemer met een van de voltijdnorm afwijkende arbeidsduur wordt het naar rato-beginsel toegepast.

3. In geval van onbekwaamheid dient de werknemer vijftien jaar of langer bij de werkgever in dienst te zijn. Onder onbekwaamheid wordt geen arbeidsongeschiktheid verstaan.

4. De activeringsregeling wordt uitsluitend toegekend indien de werknemer recht heeft op een uitkering op basis van de Werkloosheidswet als gevolg van ontslag wegens één van de in lid 1 genoemde redenen.

5. Ten aanzien van de werknemer die reeds voor 1 juli 2015 is ontslagen en waarbij de Wachtgeldregeling uit voorgaande cao’s is toegepast of indien reeds toezeggingen op grond van de wachtgeldregeling zijn gedaan, geldt de toepassing van de wachtgeldregeling en worden bestaande toezeggingen gerespecteerd. Voor deze werknemers is de activeringsregeling niet van toepassing”.

2.3

Partijen twisten over de vraag of [medeverzoeker] recht heeft op de hiervoor bedoelde Activeringsregeling en partijen hebben dat dispuut opengelaten in de gesloten beëindigingsovereenkomst, waarbij zij zijn overeengekomen om dat geschil in een procedure ex artikel 96 Rv aan de kantonrechter te Rotterdam voor te leggen.

3 Het gezamenlijk verzoek
3.1

Onder toepassing van artikel 96 Rv hebben partijen gezamenlijk aan de kantonrechter verzocht vast te stellen of [medeverzoeker] aanspraak heeft op de Activeringsregeling van hoofdstuk 13 CAO Ziekenhuizen.

3.2

Partijen hebben zich het recht van hoger beroep voorbehouden, onder meer gezien het grote financiële belang en de mogelijke precedentwerking die eventueel zou kunnen uitgaan van de uitspraak van de kantonrechter.

4 Het standpunt van Sophia

Sophia stelt zich op het standpunt dat de hiervoor opgeworpen vraag ontkennend beantwoord moet worden. Daarbij stelt zij - uiterst kort weergegeven - op basis van een viertal argumenten die nader besproken zullen worden in het kader van de beoordeling van het geschil dat met de zinsnede “die niet aan zijn schuld of toedoen te wijten is” in de derde bullet van artikel 13 van de CAO gedoeld wordt op omstandigheden die buiten de invloedssfeer en/of persoon van de werknemer liggen, zoals wijzigingen in de organisatie of wijzigingen ten aanzien van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT