Uitspraak Nº 4493937 CV EXPL 15-43418. Rechtbank Rotterdam, 2016-09-09

ECLIECLI:NL:RBROT:2016:7277
Docket Number4493937 CV EXPL 15-43418
Date09 Septiembre 2016
RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4493937 CV EXPL 15-43418

uitspraak: 9 september 2016

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van:

[eiseres],

wonende te [plaatsnaam],

eiseres bij exploot van dagvaarding van 23 september 2015,

gemachtigde: mr. K.A.M.J. Horsch,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde,

gemachtigde: mr. S. Heijens.

Partijen worden hierna mede aangeduid als [eiseres] en LBIO.

1 Het verloop van de procedure

Dit blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 23 september 2015

  • -

    de conclusie van antwoord

  • -

    het tussenvonnis van 21 december 2015, waarin een comparitie van partijen is bepaald

  • -

    de aantekening dat op 14 april 2016 een comparitie van partijen is gehouden

  • -

    de akte uitlaten van de zijde van [eiseres]

  • -

    de reactie daarop van de zijde van LBIO.

2 De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of onvoldoende zijn betwist.

2.1

[eiseres] heeft op 25 september 2006 een formulier “overname inning kinderalimentatie” ingevuld en aan LBIO gestuurd. Haar voormalig echtgenoot

[ ex-echtgenoot] was kinderalimentatiue verschuldigd.

2.2

LBIO heeft bij brief van 26 oktober 2006 aan [eiseres] bericht dat het de betalingsplichtige [ ex-echtgenoot] had aangeschreven over een achterstand in de betaling van kinderalimentatie vanaf 1 augustus 2006 en dat het, wanneer hij niet zou hebben betaald, de inning van de kinderalimentatie zou overnemen. Dat laatste is met ingang van 28 november 2006 gebeurd.

2.3

Bij brief van 30 maart 2010 heeft LBIO aan [eiseres] geschreven, voor zover hier van belang:

“(…)

Wij hebben bericht ontvangen van de [ ex-echtgenoot] dat u in 2009 zou hebben afgezien van de inning van de kinderalimentatie. Wij hebben echter nimmer bericht ontvangen. De inning via het LBIO loopt dan ook nog.

Ik verzoek u om schriftelijk aan te geven of u de inning nog altijd via het LBIO wilt laten lopen, of dat u inderdaad af wilt zien.

(…)”

2.4

[eiseres] heeft bij brief van 1 april 2010 aan LBIO medegedeeld dat zij de inning via LBIO per 1 april 2010 wilde stopzetten, maar wel wilde dat het verschuldigde bedrag tot die datum door LBIO werd geïnd.

2.5

Bij brief van 17 mei 2010 schreef [eiseres] aan LBIO, voor zover thans van belang:

“(…)

Vanwege onbetrokkenheid en slechte inzet van de zaakbehandelaar mevr. [B.], waar sinds 2006 helemaal niets aan gedaan is, wil ik dat de zaak als onaangevraagd wordt gezien.

(…)”

2.6

LBIO heeft naar aanleiding van deze brief het dossier gesloten en daarvan bij brief van 16 juni 2010 aan [eiseres] mededeling gedaan. In die brief schrijft LBIO ook:

“De originele grosse wordt u toegestuurd zodra de [ ex-echtgenoot] alle kosten aan het LBIO heeft voldaan.

(…)”

2.7

Bij brief van 26 maart 2010 heeft de door LBIO ingeschakelde deurwaarder Boiten, Luhrs & Van der Lubbe aan de betalingsplichtige [ ex-echtgenoot] het volgende overzicht gegeven:

“Achterstand alimentatie incl. opslagkosten tot en met maart 2010 € 8.202,96

Termijnen na maart 2010 incl. opslagkosten ad. € 450,12 € P.M.

Executiekosten/informatiekosten tot op heden € 82,24

Betalingen in mindering ontvangen € 7.500

-------------

€ 785,20

Ik verzoek u binnen 8 dagen na vandaag voor volledige betaling van deze vordering zorg te dragen.

Indien ik binnen deze termijn uw betalingen niet heb ontvangen, ben ik genoodzaakt verdere executiemaatregelen tegen u te nemen.”

2.8

Bij brief van 21 juli 2010 heeft LBIO aan de betalingsplichtige [ ex-echtgenoot] bericht, voor zover thans van belang:

“(…)

Op 7 juli 2010 ontving het LBIO uw laatste betaling via de deurwaarder.

Met deze betaling heeft u volledig aan uw betalingsverplichting voldaan, op grond waarvan uw zaak zal worden beëindigd in de administratie van het LBIO.

(…)”

2.9

Bij brief van 22 augustus 2014 heeft [eiseres] [ ex-echtgenoot] aangesproken voor betaling van een bedrag van € 9.374,18 en bij brief van 20 oktober 2014 heeft haar gemachtigde hem gesommeerd tot betaling.

2.10

[ ex-echtgenoot] heeft zich bij brief van zijn gemachtigde van 3 november 2014 beroepen op de hiervoor onder 2.8...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT