Uitspraak Nº 4603874 en 4908185. Rechtbank Midden-Nederland, 2016-12-07

ECLIECLI:NL:RBMNE:2016:6430
Date07 Diciembre 2016
Docket Number4603874 en 4908185
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummers: 4603874 UC EXPL 15-17695 MEH/1029 (hoofdzaak) en 4908185 EXPL 16-4700 (vrijwaring)

Vonnis van 7 december 2016

in de hoofdzaak tussen

de naamloze vennootschap

N.V. Nationale Borg-Maatschappij,

gevestigd in Amsterdam,

verder te noemen: NMB,

eiseres,

gemachtigde: mr. J.A. Trimbach,

en

[gedaagde in hoofdprocedure] ,

wonend in [woonplaats] ,

verder te noemen: [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] ,

gedaagde,

gemachtigde: mr. D. Laus,

en in vrijwaring tussen

[eiser in de vrijwaringsprocedure] ,

wonend in [woonplaats] ,

verder te noemen: [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] ,

eiser in vrijwaring,

gemachtigde: mr. D. Laus,

en

de besloten vennootschap

[gedaagde in de vrijwaringsprocedure] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

verder te noemen: [gedaagde in de vrijwaringsprocedure] ,

gedaagde in vrijwaring,

gemachtigde: mr. R.B. Schiphuis.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 10 februari 2016 in de hoofdzaak;

  • -

    het tussenvonnis van 20 april 2016 in de vrijwaringszaak;

  • -

    de brief van NMB van 8 september 2016 met producties ten behoeve van de comparitie;

  • -

    de brief van NMB van 14 september 2016 met een productie ten behoeve van de comparitie;

  • -

    de comparitie van 20 september 2016, waarvan aantekening is gehouden;

  • -

    de fax van [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] van 27 september 2016 met verzoek een conclusie te mogen nemen;

  • -

    de beslissing van de rolrechter van dezelfde dag waarbij dit verzoek wordt afgewezen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Feiten
2.1.

Op 16 oktober 2014 is tussen [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] als koper en [A] als verkoper een koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woning aan de [adres] in [buurt] in [woonplaats] . Op grond van deze overeenkomst diende [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] uiterlijk 17 november 2014 een bankgarantie te doen stellen voor een bedrag van € 17.500,- (10% van de koopsom). Het financieringsvoorbehoud van [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] liep op 10 november 2014 af. De beoogde datum van levering was uiterlijk 1 maart 2015.

2.2.

Op 19 november 2014 stelt NMB zich borg voor [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] voor een bedrag van € 17.500,-. In de garantieovereenkomst is onder meer vermeld dat deze eindigt uiterlijk 1 april 2015. Verder wordt als notaris [naam notariskantoor] in [vestigingsplaats] genoemd. Ook is vermeld dat NMB op het eerste verzoek van de notaris voor betaling aan de notaris zal zorgdragen van al hetgeen volgens hem door [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] is verschuldigd, tot een maximum van € 17.500,-.

2.3.

Medio december 2014 wordt duidelijk dat [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] geen financiering voor de woning zou krijgen. In zijn e-mailbericht van 16 december 2014 schrijft [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] aan [gedaagde in de vrijwaringsprocedure] :

“Onze nieuwe finance persoon zit er net 3 maanden, deze persoon heeft zeer weinig ervaring hierin, vandaar de compleet fout ingevulde werkgeversverklaring, zei heeft alles doorberekend voor een heel jaar.

(…)

Hieronder tref je de email van [B] met de nieuwe gegevens hoop dat je hiermee iets kan.”

In zijn reactie hierop schrijft [C] van [gedaagde in de vrijwaringsprocedure] per e-mail van 17 december 2014:

“Ik begrijp uit jouw schrijven dat er in eerste instantie aan ons een foutief inkomen en bijbehorende werkgeversverklaring is afgegeven. Hierdoor hebben wij gerekend met een fors hoger toetsinkomen dan nu in werkelijkheid blijkt. Dit heeft zeker gevolgen voor de haalbaarheid van de gevraagde hypotheek (bij [bedrijf] ; toevoeging kantonrechter). Op basis van dit inkomen is de gevraagde financiering niet haalbaar.”

2.4.

Op enig moment daarna komt tussen [A] en ditmaal [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] en zijn partner [D] een koopovereenkomst met betrekking tot dezelfde woning tot stand. Deze overeenkomst is, net zoals de eerste, gedateerd 16 oktober 2014. In de overeenkomst is vermeld dat [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] uiterlijk 17 november 2014 een bankgarantie moet laten stellen. Het financieringsvoorbehoud liep op 10 november 2014 af. De beoogde leveringsdatum was uiterlijk 2 maart 2015.

2.5.

Bij brief van 24 maart 2015 roept de notaris de garantie in en verzoekt hij NMB de borg op zijn derdengeldrekening te storten, omdat [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] zijn verplichting tot afname van de woning niet is nagekomen.

2.6.

Bij brief van 12 mei 2015 vraagt NMB [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] een bedrag van € 17.700,- te betalen, bestaande uit de borg en € 200,- aan kosten. In zijn brief van 27 juli 2015 sommeert mr. Trimbach [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] namens NMB voornoemd bedrag binnen 14 dagen te betalen.

2.7.

Bij advocatenbrief van 31 juli 2015 stelt [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] [gedaagde in de vrijwaringsprocedure] aansprakelijk voor de schade als gevolg van wanprestatie uit hoofde van de bemiddelingsovereenkomst.

2.8.

Op 1 september 2015 stuurt [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] een brief aan mr. Trimbach met de volgende inhoud:

“Volgens de garantieopdracht bestaande bouw is de borg verleend voor de koopovereenkomst met mevrouw [A] met als passeerdatum 20 december 2014. Die overeenkomst is ontbonden zonder vergoedingsverplichting van mijn zijde.

Vervolgens is met mevrouw [A] een tweede koopovereenkomst gesloten, waarbij ook mijn vriendin als koopster fungeerde. Aan de waarborgverplichting uit die overeenkomst heb ik niet voldaan, er was reeds bijtijds duidelijk dat aan de financieringsverplichting niet kon worden voldaan. Krachtens de tweede koopovereenkomst ben ik samen met mijn vriendin een vergoeding aan verkoopster verschuldigd.

Op grond van de eerste koopovereenkomst, waarbij uw cliënte nog als partij optrad ter zake van de borgstelling, ben ik verkoopster niets verschuldigd. De uitkering van de borg had nimmer mogen plaatsvinden aangezien ik hiertoe geen opdracht heb verleend. Evenmin blijkt de uitbetalingsverplichting uit de garantieopdrachtopdracht bestaande bouw. Uw cliënte heeft derhalve zonder grond of instemming een uitkering gedaan. Hiervoor ben ik niet verantwoordelijk.”

2.9.

Op 29 oktober 2015 heeft NMB ten laste van [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder ABN Amro. Dit beslag is opgeheven.

3 Het geschil In de hoofdzaak
3.1.

NMB vordert bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis – samengevat – veroordeling van [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] aan haar te voldoen een bedrag van € 18.851,92 (bestaande uit € 17.500,- aan borg, € 200,- aan garantiekosten en € 1.151,92 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 17.700,- vanaf 26 mei 2015 tot de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] in de proceskosten, inclusief beslagkosten.

3.2.

Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt NMB primair dat [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst door de borg niet aan haar te betalen. De verplichting de garantiekosten te betalen vloeit voort uit de overeenkomst, aldus NMB.

Subsidiair stelt NMB zich op het standpunt dat [gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] ongerechtvaardigd verrijkt is en uit dien hoofde gehouden is te betalen.

3.3.

[gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] heeft gemotiveerd verweer gevoerd met als conclusie dat de kantonrechter de vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van NMB in de proceskosten.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

In de vrijwaringszaak

3.5.

[gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] vordert veroordeling van [gedaagde in de vrijwaringsprocedure] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis aan hem te betalen al hetgeen waartoe hij in de hoofdzaak zal worden veroordeeld, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede veroordeling van [gedaagde in de vrijwaringsprocedure] tot betaling van een bedrag van € 595,- (bestaande uit aan DAS betaalde kosten) en een bedrag van € 957,95 aan buitengerechtelijke kosten en veroordeling van [gedaagde in de vrijwaringsprocedure] in de proceskosten.

3.6.

[gedaagde in de hoofdprocedure/eiser in de vrijwaringsprocedure] legt aan zijn vorderingen – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde in de vrijwaringsprocedure] wanprestatie heeft gepleegd door zonder...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT