Uitspraak Nº 5060325 UV EXPL 16-149 LH/1040. Rechtbank Midden-Nederland, 2016-06-08

ECLIECLI:NL:RBMNE:2016:3052
Docket Number5060325 UV EXPL 16-149 LH/1040
Date08 Junio 2016
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 5060325 UV EXPL 16-149 LH/1040

Kort geding vonnis van 8 juni 2016

inzake

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Federatie Nederlandse Vakbeweging,

gevestigd te Amsterdam,

verder ook te noemen FNV,

eisende partij,

gemachtigde: mr. M.B. van Voorthuizen,

tegen:

de stichting

Stichting de Bibliotheek Utrecht,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen Bibliotheek Utrecht,

verwerende partij,

gemachtigden: mr. S.F.H. Jellinghaus en mr. C.P. van den Eijnden.

1 Het verloop van de procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

- de concept dagvaarding;

- de op voorhand door Bibliotheek Utrecht toegezonden conclusie van antwoord;

- de door FNV nagezonden producties, genummerd 25 tot en met 33;

- de door Bibliotheek Utrecht nagezonden producties, genummerd 34 tot en met 37.

1.2.

De zaak is behandeld ter zitting van 25 mei 2016, waar Bibliotheek Utrecht vrijwillig is verschenen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. FNV deed dat mede aan de hand van de door haar gemachtigde overgelegde pleitaantekeningen. Partijen hebben geantwoord op door de kantonrechter gestelde vragen en hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

1.3.

Daarna is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Bibliotheek Utrecht is een stichting die sinds de verzelfstandiging in of omstreeks 2012, waarbij de tot dan toe gemeentelijke bibliotheek werd geprivatiseerd, in de stad Utrecht bibliotheekvoorzieningen in stand houdt. Zij is voor haar activiteiten, die worden ontplooid in de centrale bibliotheek en in de twaalf wijkvestigingen, afhankelijk van overheidssubsidie, die voor het merendeel wordt verleend door de gemeente Utrecht. Bibliotheek Utrecht is lid van de Vereniging van Openbare Bibliotheken, welke vereniging aan werkgeverszijde partij is bij de CAO Openbare Bibliotheken (hierna te noemen: de CAO OB). De laatste versie van de CAO OB, aangegaan voor de periode van 15 juni 2015 tot en met 30 juni 2019, is aan werknemerszijde gesloten door onder andere FNV Publiek Belang, de rechtsvoorganger van FNV, een vakbond die zich statutair ten doel stelt om onder meer door het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten de belangen te behartigen van de werknemers, werkzaam in de branche. De bepalingen van de CAO OB 2015-2019 zijn bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 september 2015 met ingang van 17 september 2015 algemeen verbindend verklaard.

2.2.

In hoofdstuk VII (getiteld ‘Sociaal-organisatorische regelingen’) van de CAO OB 2015-2019 is in artikel 48 (‘Vrijwilligerswerk’) bepaald:

‘Volgens de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen heeft een openbare bibliotheek in ieder geval vijf functies. Deze functies worden ingevuld door een professionele organisatie. De professionele organisatie staat voor de invulling, continuïteit en doorontwikkeling van deze vijf functies.

1. In een organisatie die valt onder de werkingssfeer van deze cao blijft de inzet van vrijwilligers beperkt tot een aanvulling op de professionele organisatie. Iedere organisatie heeft daarop gericht beleid.

2. Met inachtneming van de WOR overlegt de werkgever met de ondernemingsraad/ personeelsvertegenwoordiging over het vrijwilligersbeleid en over welk deel van de dienstverlening door vrijwilligers uitgevoerd kan worden. Dit wordt jaarlijks geëvalueerd met de ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging.

3. De inzet van vrijwilligers gebeurt onder supervisie en met ondersteuning van de professionele organisatie. De inzet van vrijwilligers gaat niet ten koste van de betaalde formatie van de professionele organisatie.

4. Het gestelde in de leden 1 tot en met 3 geldt ook voor de inzet van vrijwilligers toegewezen door de subsidiërende overheid.’

2.3.

De inzet van vrijwilligers was ook al bij het sluiten van de CAO OB 2014 onderwerp van gesprek tussen de sociale partners in de sector. In hun opdracht heeft de Stichting Bibliotheekwerk in 2014 een inventarisatie naar de inzet van vrijwilligers in Nederlandse bibliotheken uitgevoerd. Daaruit bleek dat de meeste bibliotheken met vrijwilligers werken, dat deze vrijwilligers onder meer worden ingeschakeld bij de directe dienstverlening, te weten de uitleen van boeken en andere materialen, en dat zij - uit economische noodzaak - niet zelden werkzaamheden verrichten die eerder door een betaalde kracht (werkzaam in een van de reguliere CAO-functies) werden uitgevoerd. Omdat de vakbonden beducht waren voor verdringing van betaald werk door vrijwilligers, is de tekst van artikel 48 van de CAO OB 2014 gewijzigd. Dit heeft geleid tot de hiervoor aangehaalde tekst van artikel 48 van de CAO OB 2015-2019.

2.4.

In april 2015 heeft Bibliotheek Utrecht, die net als veel andere bibliotheken al langer gebruik maakte van vrijwilligers, haar vrijwilligersbeleid schriftelijk vastgesteld. De betreffende nota, genaamd ‘Vrijwilligersbeleid de Bibliotheek Utrecht’, is vervolgens nader uitgewerkt in de ‘Notitie vrijwilliger in de dienstverlening’ van 4 april 2016. Over deze notitie heeft Bibliotheek Utrecht in de periode van oktober 2015 tot april 2016 herhaaldelijk met haar ondernemingsraad overleg gevoerd. De heer [X] , directeur van Bibliotheek Utrecht en bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden (WOR), heeft de ondernemingsraad in de gelegenheid gesteld over de concept notitie te adviseren, maar de ondernemingsraad heeft daar uiteindelijk van afgezien. De uitwerking van het vrijwilligersbeleid van Bibliotheek Utrecht is in bedoelde notitie van 4 april 2016 onder meer gebaseerd op het uitgangspunt dat ‘er (-) geen sprake (is) van verdringing van betaalde banen door onbetaalde medewerkers.’

2.5.

De ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie (‘digitalisering van de samenleving’) en maatschappelijke en economische veranderingen, daaronder een terugtredende overheid (‘participatiemaatschappij’) maken dat de traditionele bibliotheek, die zich voornamelijk bezig hield met de uitleen van boeken, onder druk en ter discussie is komen te staan. Een commissie, onder voorzitterschap van [A] , heeft in verband daarmee in een in 2013 verschenen rapport, getiteld ‘Bibliotheek van de toekomst’, geconcludeerd dat de bibliotheken hun dienstverlening anders moeten inrichten en hun bedrijfsvoering anders moeten vormgeven. De commissie voorzag een noodzakelijke transitie ‘van collectie naar connectie’, waarbij de uitleen van boeken minder belangrijk wordt en de bibliotheek zich ontwikkelt tot ‘een platform voor social learning.’

2.6.

Op 26 november 2015 heeft de heer [X] de ondernemingsraad verzocht advies in de zin van artikel 25 WOR uit te brengen over het voornemen van Bibliotheek Utrecht tot het doorvoeren van een reorganisatie, die er onder meer toe leidt dat de functie ‘Medewerker Bibliotheek 1, 2 en 3’ wordt gewijzigd in die van ‘Medewerker dienstverlening vestigingen’, dat de formatie van bibliotheekmedewerkers wordt ingekrompen en een aantal van hen wordt ontslagen. De beweegredenen voor de voorgenomen reorganisatie zijn tweeërlei. Bibliotheek Utrecht wordt geconfronteerd met een verminderde overheidssubsidie (de gemeentelijke subsidie neemt tussen 2010 en 2018 met ongeveer 25% af) en zij ziet zich genoodzaakt de bibliotheek te moderniseren, zodanig dat deze meer als ondernemende en programmerende organisatie gaat functioneren: ‘Dat betekent dat de informatie-, ontwikkel- en leerbehoeften van (groepen in) de samenleving worden geïnventariseerd en bezien wordt welke producten en diensten vanuit de kernfuncties voor wie geschikt en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT