Uitspraak Nº 5310505 UC EXPL 16-11882 LH/1040. Rechtbank Midden-Nederland, 2017-03-01

ECLIECLI:NL:RBMNE:2017:1118
Docket Number5310505 UC EXPL 16-11882 LH/1040
Date01 Marzo 2017
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 5310505 UC EXPL 16-11882 LH/1040

Vonnis van 1 maart 2017

inzake

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [eiser] ,

eisende partij,

gemachtigde: mr. A.A.M. Broos,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [gedaagde] ,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. D.K. Kalma.

1 Het verloop van de procedure
1.1.

Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 9 november 2016, waarbij een comparitie is gelast.

1.2.

De comparitie heeft plaatsgevonden op 27 januari 2017. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [gedaagde] zijn verschenen haar bestuurders, de heren [A] en [B] , bijgestaan door de gemachtigde van gedaagde. Partijen hebben de standpunten nader toegelicht, zij hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

1.3.

Daarna is vonnis bepaald.

2 De vaststaande feiten
2.1.

[eiser] , geboren op [1967] , is van 20 februari 2012 tot 1 september 2015 als vertegenwoordiger in dienst geweest van [gedaagde] , laatstelijk tegen een bruto loon van € 4.400,-- per maand (exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten).

2.2.

De rechtsvoorganger van [gedaagde] is gestart als een handelsonderneming in machines en machineonderdelen. In de loop der tijd is zij zich in toenemende mate ook gaan bezighouden met reparatie en onderhoud van machines en machineonderdelen. Na het faillissement van deze vennootschap in 2004 heeft [gedaagde] die bedrijfsactiviteiten voortgezet. De aandelen in [gedaagde] worden sinds 2009 gehouden door [bedrijf] B.V. De aandelen in deze moedervennootschap worden gelijkelijk gehouden door de privévennootschappen van de beide bestuurders van [gedaagde] , de heren [A] en [B] .

2.3.

Tot 1 januari 2015 heeft [gedaagde] geen CAO toegepast. De normale wekelijkse arbeidsduur bedroeg 40 uren. Er was geen sprake van arbeidsduurverkorting.

2.4.

Tot 1 januari 2015 heeft [gedaagde] de pensioenvoorziening ten behoeve van haar werknemers via ABN Amro ondergebracht bij pensioenverzekeraar Delta Lloyd. In artikel 4, onder a van de arbeidsovereenkomst van partijen is bepaald: ‘De werknemer heeft recht op deelname aan de door [gedaagde] gevoerde collectieve pensioenvoorziening. De premie voor de pensioenvoorziening wordt voor 100% voldaan door werkgever.’ Delta Lloyd heeft [eiser] destijds geïnformeerd over de pensioenregeling. Uit de betreffende ‘pensioenstartbrief’ blijkt dat het om een beschikbare premieregeling ging. In hoofdstuk 1, onder j. van deze pensioenstartbrief staat (onder de kop: ‘Wat mag uw werkgever wijzigen?’) vermeld: ‘ [gedaagde] B.V. (-) kan de pensioenovereenkomst wijzigen zonder dat u hieraan meewerkt. [gedaagde] B.V. (-) kan dat echter niet zomaar. Het belang van de wijziging moet zwaarder wegen dan uw belang bij behoud van de pensioenovereenkomst. Een zwaarwegend belang kan bijvoorbeeld een dreigend faillissement zijn. Wijzigt [gedaagde] B.V. (-) uw pensioen en bent u het niet eens met de reden? Dan kunt u aan een rechter verzoeken om uitspraak te doen. De rechter beslist dan of er sprake is van een zwaarwegend belang of niet (-).’ In artikel 20 van het pensioenreglement is bepaald dat in alle gevallen waarin het reglement niet voorziet de werkgever beslist.

2.5.

In 2014 heeft het Pensioenfonds Metaal en Techniek (hierna: PMT) onderzocht of de pensioen- en/of CAO-regelingen voor de bedrijfstak Metaal en Techniek op de onderneming van [gedaagde] van toepassing zijn. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de verplichte aansluiting van [gedaagde] bij het PMT met ingang van 1 januari 2015. [gedaagde] heeft berust in de vaststelling van het PMT dat het aantal overeengekomen arbeidsuren van haar werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden op het gebied van de be- en/of verwerking van metaal groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van haar werknemers die betrokken zijn bij andersoortige werkzaamheden. Zij heeft ervan afgezien bezwaar aan te tekenen tegen het besluit dat zij ingevolge de betreffende verplichtstellingsbeschikking (in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000) verplicht is deel te nemen in het door PMT uitgevoerde bedrijfstakpensioenfonds.

2.6.

In de CAO Metaal en Techniek - hierna te noemen: de CAO - die op en na 1 januari 2015 gold (en tot en met 28 februari 2015 algemeen verbindend was verklaard) is in artikel 18 lid 1 bepaald dat de normale wekelijkse arbeidsduur gemiddeld 38 uren bedraagt. In artikel 18a van de CAO is geregeld hoe de keuze van de vorm van arbeidsduurverkorting tot stand dient te komen en uit welke mogelijkheden kan worden gekozen. Artikel 18b lid 1 van de CAO bepaalt dat, indien bij het einde van de dienstbetrekking de werknemer nog recht heeft op ADV-tijd, dit in tijd of geld wordt verrekend. Artikel 69 lid 2 van de CAO luidt: ‘Behoudens de in het pensioenreglement genoemde gevallen is de werkgever voor elke werknemer de krachtens genoemde reglement vastgestelde premie verschuldigd. De werkgever heeft van de door hem verschuldigde premie geen recht van verhaal op de werknemer voor het deel van de premie wat betrekking heeft op het zogeheten VPL-deel. De werkgever heeft voor de overige premie recht van verhaal op de werknemer op de helft van dat bijbehorende premiepercentage minus een percentage dat wordt afgeleid van 0,57% van de loonsom van de bedrijfstak. Dit wordt door de stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek vertaald in een premiepercentage van de premiegrondslag.’ Voor 2015 is de maximale werknemersbijdrage gesteld op 46,3%. De pensioenregeling van het PMT heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling. Blijkens het voorwoord bij de CAO heeft de CAO een minimum karakter. Het tussen partijen overeengekomen loon ligt boven dat van de CAO.

2.7.

Met ingang van 1 januari 2015 is [gedaagde] aangesloten bij het PMT, aan wie zij sindsdien de verschuldigde pensioenpremies voldoet. Over de maanden januari en februari 2015 heeft [gedaagde] , net als voordien, in de verhouding tot haar personeel de gehele pensioenpremie voor haar rekening genomen. Bij brief van 12 maart 2015 van de door [gedaagde] in het kader van het noodzakelijke harmonisatieproces ingeschakelde adviseur, [naam adviesbureau] , zijn haar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT