Uitspraak Nº 5664713. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2018-02-21

ECLIECLI:NL:RBZWB:2018:1085
Docket Number5664713
Date21 Febrero 2018
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken

Zittingsplaats: Bergen op Zoom

zaak/rolnr.: 5664713 / 17-447

vonnis van de kantonrechter d.d. 21 februari 2018

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij in conventie,

gedaagde partij in reconventie,

verder te noemen: eiser,

gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces te Amsterdam,

t e g e n :

de besloten vennootschap

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

verder te noemen: Dexia,

gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel, USG Juristen B.V. te Amsterdam.

het procesverloop

De procedure is als volgt verlopen:

- dagvaarding van 17 januari 2017,

- conclusies van antwoord, repliek en dupliek in conventie, respectievelijk tevens van eis, antwoord en repliek in reconventie,

- conclusie van dupliek in reconventie.

de beoordeling van de zaak

in conventie en in reconventie:

feiten

1.1

Door bemiddeling van Spaar Select heeft eiser op 24 december 1999 met een rechts-voorganger van Dexia, Bank Labouchere N.V., de volgende effectenleaseovereenkomsten (verder: de contracten) afgesloten:

a. Overwaarde Effect, contractnr. 21780818, met een leasesom van € 164.780,40, en

b. AllRound Sparen, contractnr. 39480478, met een leasesom van € 27.226,80.

De contracten hadden een looptijd van 240 maanden, maar zijn voortijdig beëindigd.

1.1.a Voor het contract Overwaarde Effect diende eiser de eerste 60 maandtermijnen met een korting van 20 % vooruit te betalen, een bedrag van € 32.974,20. Dat bedrag is op 23 december 1999 aan Dexia betaald. Op advies van Spaar Select heeft eiser daarvoor een hypothecaire lening afgesloten. Het contract is afgerekend naar de koers per 15 december 2004 en geëindigd met een restschuld van € 13.603,39. Eiser heeft die op 24 december 2004 voldaan. Wegens dividend en claims heeft eiser in totaal € 8.046,88 voor dit contract ontvangen.

1.1.b. Voor het contract AllRound Sparen diende eiser 240 maandtermijnen ad € 113,45 te betalen. Eiser heeft 42 termijnen, totaal € 4.764,90, voldaan. Het contract is afgerekend naar de koers per 25 juli 2003 en geëindigd met een restschuld van € 5.502,49. Eiser heeft die op 7 augustus 2003 voldaan.

1.2

Met een brief d.d. 3 mei 2007 (prod. F, verder: de brief van 2007) heeft Leaseproces namens eiser op diverse rechtsgronden Dexia gesommeerd binnen twee weken alles terug te betalen. In 2007 is tijdig en geldig verklaard dat eiser niet gebonden wenst te zijn aan de Duisenbergregeling. In oktober 2009 heeft Dexia van Leaseproces een stuitingsbrief (verder: de brief van 2009) ontvangen.

1.3

Op 18 januari 2012 heeft Dexia naar aanleiding van de jurisprudentie in effectenleasezaken uit eigen beweging een bedrag van € 17.669,34 aan eiser voldaan. Dat bedrag is berekend als tweederde van de restschulden, vermeerderd met de wettelijke rente.

1.4

Op 24 januari 2012 is aan Dexia een stuitingsbrief van Leaseproces betekend. Bij brief van 15 november 2016 heeft Leaseproces namens eiser Dexia gesommeerd alles binnen veertien dagen terug te betalen. Leaseproces heeft gewezen op de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012 en -:2015) en aangevoerd dat Dexia 100 % van alle schade moet vergoeden wegens verboden advisering van eiser door Spaar Select.

vorderingen

2.1

In de jurisprudentie is vastgesteld dat de aanbieder van een effectenleasecontract de volgende precontractuele zorgplichten heeft:

a. de zorgplicht om indringend te waarschuwen voor het risico van een restschuld,

b. de zorgplicht om de financiële inkomens- en vermogenspositie van de particuliere belegger te onderzoeken met de verplichting om het contract aan de afnemer te ontraden, wanneer dat voor deze tot een onaanvaardbaar zware financiële last zal leiden, en

c. de zorgplicht om te weigeren het contract aan te gaan, wanneer de particuliere belegger als potentiële cliënt bij de aanbieder is aangebracht door een cliëntenremisier die, in strijd met de Wte 1995, tevens beleggingsadvieswerkzaamheden heeft verricht zonder over de daarvoor noodzakelijke vergunning te beschikken, en de aanbieder hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn.

2.2

Dexia heeft met de betaling van tweederde van de restschulden van eiser erkend dat de onder a. vermelde zorgplicht niet is nagekomen. Partijen hebben nauwelijks aandacht besteed aan de zorgplicht onder b. De vordering van eiser is gebaseerd op schending van de onder c. vermelde zorgplicht. Bij zulke schending vereist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van de aanbieder geheel in stand blijft. Dat geldt ook als de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden.

2.3

Eiser heeft gevorderd:

A. “Voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens eiser heeft gehandeld en/of toerekenbaar jegens eiser tekort is geschoten op de in deze dagvaarding genoemde gronden”;

B. “Dexia te veroordelen tot betaling van de door eiser geleden schade, bestaande uit de door eiser betaalde bedragen aan inleg in de effectenleaseovereenkomst en de betaalde restschuld, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de dag der door gedane betalingen (…)”, vermeerderd met kosten.

C. “Voor recht te verklaren dat Dexia aansprakelijk is voor de door eiser geleden hypotheekschade, bestaande uit de afsluitkosten, de notariskosten en de betaalde hypotheekrente voor het gedeelte van de hypotheek dat gebruikt is om de inleg in de effecten leaseovereenkomsten te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente (…)”;

2.4

Onder de voorwaarde dat de rechtbank het verweer met betrekking tot de klachtplicht en de verjaring zoals opgeworpen bij de conclusie van antwoord in conventie verwerpt, heeft Dexia gevorderd eiser “te bevelen (…) aan Dexia tegen vergoeding van de kosten daarvan kopie te verstrekken van het dossier dat Leaseproces omtrent hem heeft aangelegd, althans van het intakeformulier of de intakeformulieren die Leaseproces omtrent hem heeft opgemaakt”, versterkt met een dwangsom.

Schending klachtplicht?

3.1

Ter afwering van haar aansprakelijkheid heeft Dexia zich beroepen op artikel 6:89 BW. Daartoe heeft Dexia aangevoerd dat eiser er niet tijdig over heeft geklaagd dat Dexia bij het sluiten van het contract zou hebben gehandeld in strijd met artikel 41 van de toenmalige Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (NR 99). Volgens Dexia heeft eiser hierover niet eerder dan bij brief van 15 november 2016 geklaagd, terwijl de contracten in december 1999 tot stand zijn gekomen.

3.2

Daarover overweegt de kantonrechter als volgt. Artikel 6:89 BW is geplaatst in de titel aangaande verbintenissen in het algemeen, meer in het bijzonder in de afdeling aangaande de gevolgen van het niet nakomen van een verbintenis (afdeling 9 van titel 1 van boek 6 BW). Deze afdeling is van toepassing op alle verbintenissen. Met verbintenissen in de zin van deze titel en afdeling worden alleen die rechtsplichten bedoeld waarmee een subjectief vermogens-recht correspondeert van hem jegens wie de rechtsplicht bestaat (TM, Parl. Gesch. Boek 6, pag 38). Onder verbintenis moet, met andere woorden, worden verstaan een vermogensrechtelijke betrekking tussen twee of meer personen, krachtens welke de een jegens de ander tot een prestatie gerechtigd is en deze jegens gene tot die prestatie verplicht is (Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-I, nr. 6 e.v.). De in de wetsgeschiedenis genoemde voorbeelden voor de toepassing van artikel 6:89 BW betreffen dergelijke prestaties, meer in het bijzonder in contractuele verhoudingen. Géén verbintenissen in de zin van artikel 6:89 BW zijn de op een ieder rustende rechtsplicht om een ander niet op onrechtmatige wijze schade te berokkenen. Dergelijke algemene rechtsplichten zijn geen verbintenissen, omdat zij geen rechtsbetrekking vestigen tussen twee of meer bepaalde personen en omdat met deze rechtsplichten niet een subjectief vermogensrecht van de door de norm beschermde persoon correspondeert (vergelijk TM, Parl. Gesch., Boek 6, pag. 37). Het in boek 6 BW omtrent verbintenissen bepaalde is niet toepasselijk op de bedoelde andere rechtsplichten. Uit het systeem van de wet volgt dan ook dat de klachtplicht geen betrekking heeft op de in dit geding aan de orde zijn verplichting van Dexia zich te onthouden van onrechtmatige gedragingen. Het beroep op de klachtplicht door Dexia faalt dan ook.

3.3

Voor zover Dexia beoogd heeft aan te voeren dat sprake is van rechtsverwerking wordt overwogen dat daarvan geen sprake is omdat enkel stilzitten daarvoor onvoldoende is.

Verjaring?

4.1

Dexia heeft zich beroepen op verjaring. Met juistheid heeft Dexia vastgesteld dat de vordering van eiser gebaseerd is op onrechtmatige daad en daarom is onderworpen aan de verjaringstermijn van vijf jaren van artikel 3:310 BW. Die termijn vangt aan op de dag volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de aansprakelijke persoon bekend is geworden.

4.2

Eiser was al vóór 2007 bekend met de schade en de aansprakelijke rechtspersoon. Mocht eiser aanvankelijk niet bekend zijn geweest met het verbod van art 41 aanhef en onder c NR 99, dan komt dat voor rekening van eiser.

4.3

Voor haar beroep op verjaring richt Dexia zich op de periode van vijf jaren voorafgaand aan de brief van Leaseproces van 15 november 2016. Dexia stelt dat in die periode de verjaring niet is gestuit door de brief van Leaseproces die haar is betekend op 24 januari 2012. Daarbij heeft Dexia, samengevat, aangevoerd:

Deze brief voldoet niet aan het vereiste dat daaruit blijkt welk recht op nakoming door de schuldeiser wordt voorbehouden. Wat de inhoud van de vorderingen is blijft volledig in het midden. Bij de uitleg van de brief behoort geen acht geslagen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT