Uitspraak Nº 5758820/HA VERZ 17-25. Rechtbank Gelderland, 2017-04-26

ECLIECLI:NL:RBGEL:2017:3229
Date26 Abril 2017
Docket Number5758820/HA VERZ 17-25
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Nijmegen

zaakgegevens 5758820 \ HA VERZ 17-25 \ 610 \ 437

uitspraak van 26 april 2017

beschikking

in de zaak van

[verzoekster]

wonende te [adres 1]

verzoekende partij

verwerende partij in het ingediende nevenverzoek ex artikel 7:686a lid 3 BW

gemachtigde mr. C.J.M. Fens

en

[verweerder]

wonende te [adres 2]

verwerende partij

verzoekende partij in het ingediende nevenverzoek ex artikel 7:686a lid 3 BW

gemachtigde mr. H. de Graaf-de Waard

Partijen worden hierna [verzoekster] en [verweerder] genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 27 februari 2017 ingekomen verzoekschrift met producties;

- het op 30 maart 2017 ingekomen verweerschrift, tevens houdende een nevenverzoek met producties;

- de brief van 31 maart 2017 met producties 13 en 14 namens [verweerder] ;

- de brief van 3 april 2017 met productie 11 namens [verzoekster] ;

- de brief van 4 april 2017 met producties 15 en 16 namens [verweerder] ;

- de mondelinge behandeling van 6 april 2017 en de ter zitting door mr. Fens voornoemd overgelegde spreekaantekeningen.

1.2.

Hierna is beschikking bepaald.

2 De feiten
2.1.

[verzoekster] is op 1 januari 2007 in dienst getreden bij [naam 1] op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, ondertekend op 29 december 2006. [naam 1] is overgenomen door [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Op 2 januari 2009 hebben de heer [naam 3] namens [naam 2] enerzijds en [verzoekster] anderzijds een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten die is ingegaan per 1 januari 2009. [verzoekster] was werkzaam in de functie van administratief medewerkster/ assistent accountant.

2.2.

In de voornoemde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van 2 januari 2009, die (onder meer) op na te noemen onderdelen gelijkluidend is aan die van 29 december 2006, staat onder meer het volgende:

Artikel 10 GEHEIMHOUDINGSPLICHT

De werkneemster verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever die haar uit hoofde van haar bedrijfsfunctie bekend zijn, stipte geheimhouding te bewaren. Bij overtreding van de geheimhoudingsplicht is de werkneemster een direct opeisbare en niet voor verrekening vatbare boete verschuldigd aan de werkgever van € 10.000 per overtreding, onverminderd het recht van de werkgever om de geleden schade te verhalen op de werkneemster.

Artikel 11 CONCURENTIEBEDING EN NON-RELATIEBEDING

Het is de werkneemster zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever niet toegestaan andere werkzaamheden, betaald of onbetaald, te verrichten tijdens de duur van het dienstverband. Het is werkgever bekend dat de werkneemster bij de aanvang van het dienstverband enige werkzaamheden verricht die niet zullen vallen binnen het kader van de dienstbetrekking. Deze werkzaamheden zullen door werkneemster op schrift worden gesteld en door beide partijen worden ondertekend, waarna het stuk als bijlage onderdeel uit zal gaan maken van deze arbeidsovereenkomst en inhouden dat er voor die werkzaamheden een goedkeuring is zoals in dit artikel bedoeld. Indien er in de werkzaamheden zoals hier bedoeld een wijziging optreedt, is de werkneemster verplicht dit te melden aan de werkgever. Van de wijziging zal aantekening worden gemaakt op de bijlage.

Het is werkneemster niet toegestaan om voor eigen rekening en risico dan wel in dienstverband een soortelijke functie aan te gaan als zij bij de werkgever heeft bekleedt na afloop van de arbeidsovereenkomst binnen een straal van 15 kilometer vanaf het kantoor adres van werkgever, behoudens een schriftelijke toestemming van de werkgever. Hierbij zal de werkgever de werkneemster in principe niet haar recht op arbeid beletten.

Het is de werkneemster verboden na het einde van het dienstverband gedurende 3 jaren direct dan wel indirect werkzaamheden te verrichten voor cliënten van de werkgever bij het einde van de dienstbetrekking dan wel voormalige cliënten van de werkgever tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst, Het verbod strekt zich ook uit tot een organisatie waarin of waarvoor werkneemster werkzaamheden zal gaan verrichten. Van het voorgaande kan bij het einde van de dienstbetrekking worden afgeweken indien de werkneemster daartoe een schriftelijk verzoek indient en de werkgever daarmee akkoord gaat. Een en ander zal dan schriftelijk worden vastgelegd.

Bij overtreding van een of meerdere van de zaken genoemd in dit artikel zal de werkneemster per overtreding een direct opeisbare en niet voor verrekening vatbare boete verschuldigd zijn aan de werkgever van € 10.000 en voor iedere dag dat dit voortduurt van € 1.000, onverminderd het recht van de werkgever om de geleden schade te verhalen op de werkneemster.”

2.3.

De heer [verweerder] (hierna: de heer [verweerder] ) dreef een eenmanszaak onder de naam [naam 4] . In juni 2015 heeft [verweerder] de onderneming (waaronder het klantenbestand en werkneemster [verzoekster] ) die werd gedreven door [naam 2] overgenomen tegen betaling van een bedrag van € 125.000,00. Daarvan heeft hij een deel betaald, terwijl het andere deel van de koopsom is omgezet in een lening. Na de overname heeft [verweerder] de beide ondernemingen in een eenmanszaak voortgezet onder de naam “ [verweerder] Administratie & Belastingadvies”. [verweerder] had één werknemer in dienst, [verzoekster] .

2.4.

[verweerder] heeft op 30 september 2016 bij het UWV een ontslagaanvraag ingediend. In deze ontslagaanvraag heeft hij het UWV om toestemming verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te mogen opzeggen. UWV heeft deze toestemming op 24 november 2016 verleend.

2.5.

Bij brief van 25 november 2016 heeft [verweerder] het dienstverband met [verzoekster] opgezegd met ingang van 1 januari 2017.

2.6.

[verweerder] heeft gelijktijdig met het verzoek om toestemming voor ontslag aan het UWV gevraagd om een verklaring waarin staat dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de overbruggingsregeling transitievergoeding, zoals bedoeld in art. 24, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de Ontslagregeling. Bij brief van 29 november 2016 van het UWV aan [verweerder] heeft het UWV als volgt bericht:

“Wij hebben uw verzoek beoordeeld en verklaren hierbij dat u aan de voorwaarden voldoet. Wij sturen een kopie van deze verklaring aan de werknemer.

Aan welke voorwaarden moet u voldoen?

Wij hebben op basis van de door u toegezonden stukken beoordeeld of u aan de volgende voorwaarden voldoet:

U heeft een ontslagaanvraag ingediend vanwege een slechte financiële situatie. U voldoet aan deze voorwaarde. U heeft op 30 september 2016 een ontslagaanvraag ingediend met als reden een slechte of slechter wordende financiële situatie en werkvermindering.

U bent een kleine werkgever. U voldoet aan deze voorwaarde omdat u van 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015 minder dan 25 werknemers in dienst had.

Uw onderneming heeft een negatief nettoresultaat over de drie boekjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin het verzoek om toestemming is ingediend. U voldoet aan deze voorwaarde. Uit de door u overgelegde cijfers blijkt dat u 2015 heeft afgesloten met een verlies van € 21.430,-, 2014 met een winst van € 5.373,- en 2013 met een winst van € 5.288,-. Werknemer voert in haar verweer aan dat door het behalen van een winst in 2013 en in 2014 het afgeven van de door u gevraagde verklaring niet mogelijk is. Uit de door u overgelegde bedrijfseconomische informatie blijkt dat u zichzelf over de genoemde jaren geen loon heeft toebedeeld. Artikel 24 lid 4 van de Ontslagregeling geeft aan dat in een boekjaar waarin de ondernemer zich geen loon heeft toegekend, het netto resultaat van de onderneming in dat boekjaar verminderd mag worden met het bedrag, bedoeld in artikel 12a, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964, te weten € 44.000,- over 2014 en 2015 en € 43.000,- over 2013. Indien deze bedragen afgetrokken worden van het resultaat dan is de uitkomst van alle betrokken jaren negatief.

Uw onderneming heeft een negatief eigen vermogen aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin het verzoek om toestemming is ingediend. U voldoet aan deze voorwaarde. Uit de overgelegde bedrijfseconomische informatie blijkt dat uw eigen vermogen per eind 2015 € 7.591,- negatief is.

De waarde van de vlottende activa van uw onderneming is kleiner dan de schulden met een resterende looptijd van hooguit een jaar. Dit is beoordeeld aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin het verzoek om toestemming is ingediend.

U voldoet aan deze voorwaarde. De waarde van uw vlottende activa is € 31.628,- en de waarde van uw kortlopende schulden is € 46.760,-.

Wat betekent dit voor u?

Omdat u aan de voorwaarden voldoet, hoeft u de periode dat de werknemer in dienst was vóór 1 mei 2013 niet mee te tellen voor de berekening van de transitievergoeding.”

2.7.

Onder toepassing van de overbruggingsregeling heeft [verweerder] aan [verzoekster] een transitievergoeding betaald van € 1.650,60 bruto. Zonder toepassing van de overbruggingsregeling zou de transitievergoeding € 4.716,00 bruto bedragen.

3 Het verzoek van [verzoekster]
3.1.

verzoekt dat de kantonrechter, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] veroordeelt tot betaling aan haar van het restant van de transitievergoeding van € 3.065,40, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2017. Voorts verzoekt [verzoekster] dat de kantonrechter het tussen partijen bestaande non-concurrentiebeding vernietigt, althans beperkt tot 1 juli 2017, althans in tijd beperkt tot een in goede justitie te bepalen datum, kosten rechtens.

3.2.

[verzoekster] legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag.

De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT