Uitspraak Nº 5957524. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2018-07-04

ECLIECLI:NL:RBZWB:2018:3892
Docket Number5957524
Date04 Julio 2018
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken

Zittingsplaats: Bergen op Zoom

zaak/rolnr.: 5957524 / 17-2167

vonnis van de kantonrechter d.d. 4 juli 2018

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,

eisende partij in conventie,

gedaagde partij in reconventie,

verder te noemen: eiser,

gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces te Amsterdam,

t e g e n :

de besloten vennootschap

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

verder te noemen: Dexia,

gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel, USG Juristen B.V. te Amsterdam.

het procesverloop

De procedure is als volgt verlopen:

- dagvaarding van 24 april 2017,

- conclusies van antwoord, repliek en dupliek in conventie, respectievelijk tevens van eis, antwoord en repliek in reconventie,

- conclusie van dupliek in reconventie.

Bij conclusie van repliek in reconventie heeft Dexia haar voorwaardelijke eis in reconventie willen vermeerderen met diverse onvoorwaardelijke vorderingen. Bij conclusie van dupliek in reconventie heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt.

de beoordeling van de zaak

in conventie en in reconventie:

feiten

1.1

Door bemiddeling van Spaar Select heeft eiser op 13 december 2001 met een rechts-voorganger van Dexia, Bank Labouchere N.V., de volgende effectenleaseovereenkomst (verder: het contract) afgesloten: Privé Pensioen Effect Maandbetaling, contractnr. 23400398, met een leasesom van € 22.255,93.

Het contract had een looptijd van 240 maanden, maar is voortijdig beëindigd. Eiser diende maandtermijnen van € 68,07 te betalen. Er zijn tot en met december 2006 zestig maandtermijnen geïncasseerd, totaal € 4.084,20. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld met een koers per 21 december 2006. Het contract is geëindigd met een restschuld van € 4.046,28. Eiser heeft die op 9 januari 2007 voldaan. Wegens dividend en claims heeft eiser geen uitkeringen ontvangen.

1.2

Met een brief d.d. 1 december 2006 (prod. B, verder: de brief van 2006) heeft Leaseproces namens eiser op diverse rechtsgronden Dexia gesommeerd binnen twee weken alles terug te betalen. In 2007 is tijdig en geldig verklaard dat eiser niet gebonden wenst te zijn aan de Duisenbergregeling. In oktober 2009 heeft Dexia van Leaseproces een stuitingsbrief (verder: de brief van 2009) ontvangen.

1.3

Op 24 januari 2012 is aan Dexia een stuitingsbrief van Leaseproces betekend.

1.4

Op 18 januari 2012 heeft Dexia naar aanleiding van de jurisprudentie in effectenleasezaken uit eigen beweging een bedrag van € 33.396,81 aan eiser voldaan. Dat bedrag is berekend als tweederde van de restschuld, vermeerderd met de wettelijke rente.

1.5

Bij brief van 27 december 2016 heeft Leaseproces namens eiser Dexia gesommeerd alles binnen veertien dagen terug te betalen. Leaseproces heeft gewezen op de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012 en -:2015) en aangevoerd dat Dexia 100 % van alle schade moet vergoeden wegens verboden advisering van eiser door Spaar Select.

vorderingen

2.1

In de jurisprudentie is vastgesteld dat de aanbieder van een effectenleasecontract de volgende precontractuele zorgplichten heeft:

a. de zorgplicht om indringend te waarschuwen voor het risico van een restschuld,

b. de zorgplicht om de financiële inkomens- en vermogenspositie van de particuliere belegger te onderzoeken met de verplichting om het contract aan de afnemer te ontraden, wanneer dat voor deze tot een onaanvaardbaar zware financiële last zal leiden, en

c. de zorgplicht om te weigeren het contract aan te gaan, wanneer de particuliere belegger als potentiële cliënt bij de aanbieder is aangebracht door een cliëntenremisier die, in strijd met de Wte 1995, tevens beleggingsadvieswerkzaamheden heeft verricht zonder over de daarvoor noodzakelijke vergunning te beschikken, en de aanbieder hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn.

2.2.

Dexia heeft de rechtbank gemaand tot terughoudendheid bij de toepassing van de onder c. vermelde maatstaf met een beroep op een arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 1 augustus 2017 ECLI:NL:GHAMS:2017:3101, maar dat arrest overtuigt niet. Het hof stelt voorop dat vanwege de context van de afwikkeling van massaschade doorprocederen ondanks de richtinggevende jurisprudentie van het hof (het hofmodel) niet beloond moet worden, tenzij de bijzonderheden van het geval dat kunnen rechtvaardigen. Vervolgens meent het hof dat de afnemer die door een tussenpersoon zonder vergunning is geadviseerd een product van Dexia af te nemen, zich wat dit betreft niet feitelijk of juridisch in een andere positie bevond dan de afnemer die zonder dat hem dat is geadviseerd met Dexia heeft gecontracteerd. Hier gaat het hof voorbij aan de wijze waarop de producten van Dexia destijds door tussenpersonen verkocht werden. Vaak ongevraagd werden mensen benaderd die meestal geen ervaring hadden met beleggen en geen kennis hadden van financiële producten (dus leken). Doorgaans zijn aan leken beleggingsproducten geadviseerd die niet pasten bij hun doelstelling(en). Om leken te beschermen had Dexia de wettelijke plicht om te weigeren contracten af te sluiten, die door tussenpersonen zonder de vereiste vergunning geadviseerd waren. Helaas wenst het hof niet in te zien dat een cliënt moet kunnen vertrouwen op de deskundigheid en onpartijdigheid van de beleggingsadviseur en zich daarom minder snel uit eigen beweging behoeft te verdiepen in de risico’s van het product dan degene die zich rechtstreeks wendt tot een aanbieder van effectenleaseproducten. Beleggingsadvies van een tussenpersoon die zich presenteert als een onpartijdige deskundige, vermindert de eigen schuld van de afnemer in beginsel in zeer aanzienlijke mate. De overtreding van het wettelijke verbod van art. 41 aanhef en onder c NR 99 om de contracten aan te gaan is daarom van groot belang bij de vraag of en hoe de schade verdeeld moet worden. Vanwege de stelselmatige (zie hierna 7.4. e.v.) overtreding van dat verbod door Dexia moet het uitgangspunt zijn dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. Dat is een door de billijkheid vereist uitgangspunt waarop uitzonderingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer de afnemer wel voldoende kennis had van financiële producten, zoals die van Dexia, waarvan de risico’s door leken niet zijn te overzien. (Zie ook hierna 6.2.)

2.3

Dexia heeft met de betaling van tweederde van de restschuld van eiser erkend dat de onder a. vermelde zorgplicht tegens eiser niet is nagekomen. Partijen hebben nauwelijks aandacht besteed aan de zorgplicht onder b. De vordering van eiser is gebaseerd op schending van de onder c. vermelde zorgplicht. Bij zulke schending vereist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van de aanbieder geheel in stand blijft. Dat geldt ook als de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden.

2.4

Eiser heeft gevorderd:

A. “Voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens eiser heeft gehandeld en/of toerekenbaar jegens eiser tekort is geschoten op de in deze dagvaarding genoemde gronden”;

B. “Dexia te veroordelen tot betaling van de door eiser geleden schade, bestaande uit de door eiser betaalde bedragen aan inleg in de effectenleaseovereenkomst en de betaalde restschuld, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de dag der door eiser gedane betalingen (…)”, vermeerderd met kosten.

2.5

Onder de voorwaarde dat de rechtbank het verweer met betrekking tot de klachtplicht en de verjaring zoals opgeworpen bij de conclusie van antwoord in conventie verwerpt, heeft Dexia gevorderd eiser “te bevelen (…) aan Dexia tegen vergoeding van de kosten daarvan kopie te verstrekken van het dossier dat Leaseproces omtrent hem heeft aangelegd, althans van het intakeformulier of de intakeformulieren die Leaseproces omtrent hem heeft opgemaakt”, versterkt met een dwangsom.

2.6

Dexia heeft bij conclusie van repliek in reconventie aan haar voorwaardelijke eis in reconventie diverse onvoorwaardelijke vorderingen in reconventie willen toevoegen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt op de grond dat deze aanstonds bij eis in reconventie hadden moeten worden ingesteld. Inderdaad valt niet in te zien dat de onvoorwaardelijke reconventionele vorderingen niet aanstonds bij de conclusie van antwoord in reconventie ingesteld hadden kunnen worden. Daar komt nog bij dat deze vorderingen gebrekkig zijn onderbouwd, zodat het debat daarover niet volledig heeft kunnen zijn. Het instellen van deze vorderingen eerst bij conclusie van repliek in reconventie is vanwege een en ander in strijd met een goede procesorde. Dexia wordt niet toegestaan haar eis in reconventie te vermeerderen. De onvoorwaardelijke vorderingen van Dexia in reconventie worden buiten beschouwing gelaten.

Schending klachtplicht?

3.1

Ter afwering van haar aansprakelijkheid heeft Dexia zich beroepen op artikel 6:89 BW. Daartoe heeft Dexia aangevoerd dat eiser er niet tijdig over heeft geklaagd dat Dexia bij het sluiten van het contract zou hebben gehandeld in strijd met artikel 41 van de toenmalige Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (NR 99). Volgens Dexia heeft eiser hierover niet eerder dan bij brief van 27 december 2016 geklaagd, terwijl het contract in december 2001 tot stand is gekomen.

3.2

Daarover overweegt de kantonrechter als volgt. Artikel 6:89 BW is geplaatst in de titel aangaande verbintenissen in het algemeen, meer in het bijzonder in de afdeling aangaande de gevolgen van het niet nakomen van een verbintenis (afdeling 9 van titel 1 van boek 6 BW). Deze afdeling is van toepassing op alle verbintenissen. Met verbintenissen in de zin van deze titel en afdeling worden alleen die rechtsplichten bedoeld waarmee een subjectief...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT