Uitspraak Nº 6391085 UC EXPL 17-13266. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-06-20

ECLIECLI:NL:RBMNE:2018:2696
Date20 Junio 2018
Docket Number6391085 UC EXPL 17-13266
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie: Utrecht

zaaknummer: 6391085 UC EXPL 17-13266 T/31668

Vonnis van 20 juni 2018

inzake

[eiser] ,

wonende te [woonplaats],

verder ook te noemen: ‘[eiser]’,

eiser,

gemachtigde: mr. A.C.E.G. Cordesius,

tegen:

de besloten vennootschap

Ballast Nedam Infra B.V.,

gevestigd te Nieuwegein,

verder ook te noemen: ‘Ballast Nedam Infra’,

gedaagde,

gemachtigde: mr. M.E.J. van den Brand.

1 Het verloop van de procedure
1.1.

Dit blijkt uit het volgende:

 de dagvaarding van 31 augustus 2017, met producties,

 het herstelexploot van 5 oktober 2017,

 de conclusie van antwoord, met producties,

 het vonnis van 29 november 2017, waarbij een comparitie is bepaald,

 de brief van 28 december 2017 van de gemachtigde van [eiser], met producties 11, 12 en 13,

 de akte wijziging van eis van [eiser] van 2 februari 2018 .

1.2.

De comparitie heeft op 2 februari 2018 plaatsgevonden. Daarbij is [eiser] in persoon verschenen en hij werd bijgestaan door mr. Cordesius. Namens Ballast Nedam Infra is verschenen [A] (HR adviseur) en hij werd bijgestaan door mr. Van den Brand. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken. Aan het slot van de comparitie heeft de kantonrechter bepaald dat de zaak op verzoek van partijen vier weken wordt aangehouden voor onderhandelingen.

1.3.

Op 22 februari 2018 hebben partijen per fax de kantonrechter bericht dat zij geen volledige overeenstemming hebben bereikt en de kantonrechter verzocht om vonnis te wijzen. Wel heeft Ballast Nedam Infra meegedeeld - kort samengevat - dat zij nu voldoende informatie heeft om de door [eiser] subsidiair gevraagde suppletie uit te betalen en dat zij die suppletie vanaf 16 januari 2017 tot en met februari 2018 heeft uitgevoerd. [eiser] heeft bericht dat partijen er voor wat betreft de subsidiaire vordering uit zijn en dat dit deel wordt betaald.

2 De feiten
2.1.

[eiser] was van 23 september 1985 tot 16 januari 2017 in dienst bij Ballast Nedam Infra. [eiser] was laatstelijk werkzaam in de functie van Hoofd Projectbureau. De arbeidsovereenkomst is geëindigd door een tussen partijen op 29 augustus 2016 gesloten beeindigingsovereenkomst.

2.2.

Voordien, op 16 januari 2014, was [eiser] (ziek) uitgevallen.

2.3.

[eiser] heeft tegen het einde van het tweede ziektejaar een WGA-uitkering aangevraagd. Deze aanvraag is door het UWV afgewezen. Daarnaast heeft het UWV voor de duur van een jaar tot 14 januari 2017 een loonsanctie opgelegd, omdat Ballast Nedam Infra niet zou hebben voldaan aan haar re-integratieverplichtingen tegenover [eiser].

2.4.

Op 21 maart 2016 schrijft [A] (hierna: [A]) in zijn brief aan [eiser] onder meer dat, in het geval [eiser] kiest voor beëindiging van het dienstverband, hij in aanmerking komt voor het Sociaal Plan van Ballast Nedam Infra. [A] legt daarbij uit dat uitgaande van een ww-uitkering een aanvulling op de uitkering wordt betaald tot een percentage van het jaarsalaris. Daarnaast schrijft [A] nog het volgende:

(…)

In de bijlage bij deze brief tref je een suppletieberekening aan op basis van jouw huidige salaris (we hebben gerekend met het dan weer geldende 100% salaris). (…)

(…)

Gedurende de WW-periode word je verplicht te solliciteren naar een baan. Mocht je een baan bemachtigen met een lager salaris dan bij Ballast Nedam, dan wordt dit salaris tevens op bovengenoemde wijze aangevuld.

2.5.

Het Sociaal Plan, waar [A] aan refereert in zijn brief, is het “Sociaal Plan 2013-2015” dat tot juli 2016 door Ballast Nedam Infra werd gehanteerd bij beëindiging van arbeidsovereenkomsten wegens bedrijfseconomische redenen. In hoofdstuk 4 van dit Sociaal Plan is geregeld dat de werknemer op wie het Sociaal Plan van toepassing is een suppletie ontvangt op een WW-uitkering of een lager loon van een nieuwe werkgever. De hoogte en duur van de suppletie is daarbij onder meer afhankelijk van het loon dat de werknemer ontving boven het zogenoemde maximum dagloon, in het sociaal plan gedefinieerd als het maximum premieloon als bedoeld in artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen.

2.6.

[B], business development manager bij Ballast Nedam Infra, schrijft in zijn e-mail van 24 mei 2016 aan [A]

“(…)

Ik heb zojuist met [eiser] gesproken en hem het volgende medegedeeld:

Huidige situatie (70% betaling) wordt doorgezet tot medio januari 2017 (einddatum 3 jaren arbeidsongeschiktheid.

In principe gaat hij dan over naar UWV (WW of WIA, uitleg nodig door [C])

Vanaf die datum wordt hij aangevuld tot 70% door Ballast Nedam

(…)”

2.7.

[A] schrijft in zijn e-mail van 1 juni 2016 aan [eiser] het volgende:

“(…)

We bespraken telefonisch het idee om 2 verschillende routes te bewandelen:

- eerst aan het einde van het 3e ziektejaar een nieuwe WGA-aanvraag doen en als die wordt verleend door het UWV daarop (indien nodig) suppletie geven;

- mocht WGA niet worden toegekend dan suppletie geven op de WW-uitkering (die automatisch geldt zodra WGA van de baan is).

Vanmiddag om 14:00 komt onze bedrijfsarts naar BN en ik wil met hem bespreken wat de kans van slagen op een WGA is. Sluit hij die (nagenoeg) uit, dan heeft het weinig zin dit in de concept vaststellingsovereenkomst op te nemen – en krijg je een concept met alleen WW- variant.

(…)”

2.8.

Op 19 juli 2016 stuurt [A] een e-mail aan [eiser]. Deze e-mail heeft als onderwerp: “Concept beeindigingsovereenkomst”. In de e-mail schrijft [A] het volgende:

“(…)

Bijgaand tref je de aangekondigde concept-beeindigingsovereenkomst aan.

Die is gebaseerd op onze reeds mondeling gemaakte afspraken: na einde dienstverband kom je gedurende de gehele suppletieperiode in aanmerking voor een aangepaste suppletie op de ww, of eventueel op het salaris bij een nieuwe werkgever. En daarnaast voor de ouderenregeling uit ons Sociaal Plan, die het mogelijk maakt de pensioenopbouw voort te zetten. Zie verder hierover artikel 5 uit de beeindigingsovereenkomst. (…)

Wij hebben de opzet van de beeindigingsovereenkomst ‘ww-proof’ gemaakt. Zo wordt bijv. genoemd dat een verschil van inzicht over de uit te voeren werkzaamheden aanleiding is voor einde dienstverband (en niet jouw langdurige ziekteperiode).

(…)

Tot slot:

Tegen het einde van jouw 3e ziektejaar beoordeelt UWV nogmaals of je in aanmerking komt voor een WGA-uitkering (arbeidsongeschiktheidsuitkering). We achten de kans klein dat die wordt toegekend, aangezien die eerder is afgewezen en wij sindsdien beiden geen re- integratie inspanningen hebben geleverd. Indien je toch een WGA-uitkering krijgt dan past artikel 5 uit bijgaande overeenkomst daar niet bij. Die is immers gericht op aanvullen van ww of loon bij een nieuwe werkgever. Wel blijft bijgaande overeenkomst dan gelden voor wat betreft de overeengekomen datum waarop jouw arbeidsovereenkomst eindigt.

Wij spraken in bijgaande overeenkomst af dat je gedurende de suppletieperiode op 70% van jouw huidige salaris komt. Wij willen tevens met jou afspreken dat wij een WGA-uitkering aanvullen indien deze uitkering lager uitvalt dan 70% van je huidige salaris. De exacte hoogte van deze uitkering valt nu niet te zeggen, maar die ligt in elk geval hoger dan een ww- uitkering, mede vanwege de WGA-excedent verzekering die dan tot uitkeren komt (deze verzekering zorgt ervoor dat het salarisgedeelte boven maximum dagloon wordt aangevuld tot 70% van jouw huidige salaris).

Wij kunnen deze aanvullende afspraak uiteraard niet opnemen in bijgaande overeenkomst, want die gaat naar het UWV voor jouw ww. We zullen op korte termijn een separate brief hierover opstellen ter ondertekening door ons en jou.

(…)”

2.9.

De gemachtigde van [eiser], mr. Cordesius, schrijft in haar e-mail van 25 juli 2016 van 18:49 uur het volgende aan [A]:

“(…)

[eiser] heeft mij gevraagd de vaststellingsovereenkomst te beoordelen.

Ik heb daar – artikelsgewijs – de volgende opmerkingen over.

(…)

Artikel 5: In dit artikel mis ik de situatie die waarschijnlijk voor client gaat gelden, namelijk de situatie dat hij de WGA in gaat.

Ik stel voor – in overeenstemming met de mailcorrespondentie tussen u en client – artikel 5 als volgt vorm te geven:

5.1 “

“Sectie 4.1 (Suppletie), artikel 4.4 (Opvolging twee vormen van suppletie) en artikel 5.1 (Oudere werknemer: vrijwillige voortzetting pensioenopbouw) van het Sociaal Plan 2013- 2015 Ballast Nedam zijn van toepassing op de werknemer, met inachtneming van de volgende aanpassingen:

Aanpassing paragraaf 4.1 Sociaal Plan 2013-2015 Ballast Nedam:

De werknemer heeft gedurende de Suppletietermijn van 33* maanden recht op een suppletie op de uitkering (op grond van WW of op grond van WIA) tot 70% van het laatst bij Ballast Nedam genoten loon vermeerderd met vakantiegeld.

Indien de werknemer gedurende de Suppletietermijn van 33* maanden bij een nieuwe werkgever een lager loon ontvangt dan het loon dat de werknemer bij Ballast Nedam ontving, dan heeft de werknemer recht op suppletie op het lagere loon bij de nieuwe werkgever tot 70% van het laatst bij Ballast Nedam genoten loon vermeerderd met vakantiegeld.”

Aanpassing artikel 4.4 Sociaal Plan 2013-2015 Ballast Nedam

Dit artikel is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat waar in dit artikel ‘WW-uitkering’ vermeld staat, hiervoor gelezen moet worden: “WW- of WIA-uitkering”

Ten aanzien van paragraaf 5.1 Sociaal Plan 2013-2015 Ballast Nedam komen partijen bij deze Beeindigingsovereenkomst overeen dat artikel 5.1 Sociaal Plan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT