Uitspraak Nº 6493463 / AR VERZ 17-126. Rechtbank Noord-Nederland, 2018-06-20

ECLIECLI:NL:RBNNE:2018:2370
Docket Number6493463 / AR VERZ 17-126
Date20 Junio 2018
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rolnummer.: 6493463 / AR VERZ 17-126

beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:673d BW d.d. 20 juni 2018

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. drs. L.R.C. Bos,

tegen

[verweerder] h.o.d.n. [bedrfijsnaam] ,

wonende te [woonplaats] ,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. V.M.D. de Fuyck-Bruyn,

Partijen zullen hierna [verzoeker] en [verweerder] worden genoemd.

1 Het procesverloop
1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift namens [verzoeker]

- het verweerschrift namens [verweerder]

- het proces-verbaal van de mondelinge behandelingen van 16 februari 2018 en 8 maart 2018

- de akte houdende wijziging van eis met overlegging productie namens [verzoeker]

- de brief van mr. De Fuyck-Bruyn van 27 maart 2017

- de akte houdende uitlating namens [verweerder]

- de antwoordakte namens [verzoeker]

1.2.

Vervolgens is beschikking bepaald.

1.3.

Mr. De Fuyck-Bruyn heeft bij brief van 27 maart 2018 te kennen gegeven dat het proces-verbaal van de mondelinge behandelingen volgens haar een onjuiste weergave van de gemaakte vervolgafspraken met betrekking tot het nog kunnen nemen van aktes door de gemachtigden bevat. De kantonrechter stelt naar aanleiding hiervan vast dat de weergave in het proces-verbaal overeenstemt met de ter zitting door de griffier gemaakt aantekeningen, zodat het bezwaar van mr. De Fuyck-Bruyn wat dat betreft geen doel treft.

Mr. De Fuyck-Bruyn heeft bij haar bezwaar verder echter terecht naar voren gebracht dat als gevolg van de vastgestelde gang van zaken zij geen kans meer heeft om nog te reageren op de laatste akte van mr. drs. Bos en er aldus strijdigheid ontstaat met het beginsel van hoor en wederhoor. De kantonrechter zal hier in dit geval echter aan voorbij gaan omdat, gelet er op dat de inhoud van de laatste akte van mr. drs. Bos in feite een herhaling bevat van hetgeen zij eerder in de procedure al heeft aangevoerd, mr. De Fuyck-Bruyn door de gang van zaken niet in haar belangen is geschaad.

2 De feiten
2.1.

[verweerder] heeft het bedrijf [bedrfijsnaam] in februari 2014 overgenomen en exploiteert het sindsdien als een eenmanszaak. [verzoeker] is per 7 september 1992 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van [verweerder] .

2.2.

Vanwege bedrijfseconomische redenen heeft [verweerder] op 19 juni 2017 ten aanzien van [verzoeker] bij het UWV een ontslagaanvraag ingediend. Op 4 augustus 2017 heeft het UWV aan [verweerder] toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen. [verweerder] heeft [verzoeker] vervolgens bij brief van 24 augustus 2017 ontslag aangezegd ingaande 1 oktober 2017.

2.3.

Op 26 juni 2017 heeft [verweerder] aan het UWV een verklaring gevraagd dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de Overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers. Het UWV heeft bij beslissing van 4 augustus 2017 vastgesteld dat [verweerder] aan de voorwaarden van deze regeling voldoet.

2.4.

[verweerder] heeft [verzoeker] bij het ontslag een transitievergoeding van bruto

€ 4.322,85 betaald.

3 Het verzoek en het verweer
3.1.

[verzoeker] verzoekt, samengevat weergegeven, voor recht te verklaren dat het UWV ten onrechte heeft besloten dat [verweerder] onder de Overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers valt, alsmede [verweerder] te veroordelen tot betaling van bruto

€ 30.800,32 vanwege restant transitievergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot een bedrag van € 2.694,67 vanwege kosten deskundige, alsmede om [verweerder] te veroordelen tot overlegging van deugdelijke specificatie, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Verder verzoekt [verzoeker] om [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[verweerder] heeft verweer gevoerd.

3.3.

Partijen hebben hun standpunten uitgebreid gemotiveerd, mede aan de hand van rapportages van door hen ingeschakelde fiscaal adviseurs. Namens [verzoeker] betreft dit

drs. W.R. Snijders en namens [verweerder] mr. A.E. van der Wielen.

De kantonrechter zal hetgeen door partijen is aangevoerd hierna bij de beoordeling, voor zover nodig, in samengevatte vorm weergeven.

4 De beoordeling
5.1.

Het verzoek van [verzoeker] betreft toekenning van een (aanvullende) transitievergoeding. De kantonrechter stelt allereerst vast dat [verzoeker] dit verzoek tijdig heeft ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.

5.2.

Het gaat in deze zaak om de vraag of [verweerder] valt onder de in artikel 7:673d Burgerlijk Wetboek (BW) bedoelde (tijdelijke) Overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers (hierna te noemen: de Overbruggingsregeling) valt. Op grond van deze regeling kunnen bij de vaststelling van de hoogte van de door [verweerder] bij het gegeven ontslag aan [verzoeker] op grond van artikel 673 BW verschuldigde transitievergoeding onder door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij nadere regeling te stellen voorwaarden de maanden gelegen voor 1 mei 2013 buiten beschouwing worden gelaten. Tussen partijen is niet in geschil dat indien de Overbruggingsregeling niet van toepassing is, [verweerder] vanwege transitievergoeding aan [verzoeker] een bedrag van bruto € 35.123,17 verschuldigd is.

5.3.

De voorwaarden voor de Overbruggingsregeling zijn neergelegd in artikel 24 Ontslagregeling. De vanaf 1 juli 2016 geldende, voor deze procedure van belang zijnde bepalingen van artikel 24 Ontslagregeling luiden:

2. Maanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 kunnen voor de berekening van de duur van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT