Uitspraak Nº 6578696 \ OA VERZ 18-3. Rechtbank Noord-Holland, 2018-03-14

ECLIECLI:NL:RBNHO:2018:2837
Docket Number6578696 \ OA VERZ 18-3
Date14 Marzo 2018
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht

Sectie Kanton - locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 6578696 \ AO VERZ 18-3 BL

Uitspraakdatum: 14 maart 2018

Beschikking in de zaak van:

de stichting Raphaëlstichting,

gevestigd te Bergen

verzoekende partij

verder te noemen: Raphaëlstichting

gemachtigde: mr. P.F. Keuchenius, advocaat te Hoorn

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

verder te noemen: [verweerster]

gemachtigde: [gemachtigde] , wonende te Schagerbrug

1 Het procesverloop
1.1.

Rahpaëlstichting heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.

1.2.

Op 28 februari 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2 De feiten
2.1.

Raphaëlstichting is een instelling die zorg biedt aan mensen met een verstandelijke beperking en daarnaast actief is in de psychiatrie en verpleeghuiszorg. De instelling onderhoudt diverse locaties voor circa 1200 cliënten van verschillende leeftijden. Raphaëlstichting werkt vanuit een antroposofisch geïnspireerde zorgvisie.

2.2.

[verweerster] , geboren op 2 februari 1971 te Mayeye (Congo), is op 22 november 2010 in dienst getreden bij Raphaëlstichting in de functie van medewerker huishoudelijke dienst voor 9 uur per week. Het laatst verdiende salaris van [verweerster] bedraagt € 557,25 bruto per maand.

2.3.

Op 31 oktober 2017 heeft [verweerster] zich na afloop van haar werktijd bij twee collega’s ( [collega1] en [collega2] ) gevoegd, die in de linnenkamer aan tafel zaten. Daarbij was ook een cliënt van de Raphaëlstichting aanwezig. [verweerster] heeft aldaar een pornografisch filmpje op haar telefoon bekeken en dit aan de aanwezige collega’s getoond. Ook heeft [verweerster] aan de collega’s gevraagd ‘hoe vaak doen jullie het?’.

2.4.

Op 6 november 2017 heeft [collega2] aan facilitair coördinator [collega3] een vertrouwelijke melding gemaakt van het voorval op 31 oktober 2017. Vervolgens heeft [collega3] facilitair manager [leidinggevende1] gevraagd in gesprek te gaan met [collega2] . Dit gesprek vond plaats op 10 november 2017. Op 14 november 2017 had [leidinggevende1] een gesprek met [collega1] . Op verzoek van [leidinggevende1] hebben [collega2] en [collega1] hun verhaal op papier gezet.

2.5.

Op 15 november 2017 bespreekt [leidinggevende1] het incident met zorgmanager [leidinggevende2] , waarna een schriftelijke melding is gedaan bij directeur [leidinggevende3] . Op 16 november 2017 hebben [leidinggevende1] en [leidinggevende3] de situatie besproken.

2.6.

In het ‘rapportageformulier grensoverschrijdend gedrag’ (productie 4 bij verzoekschrift) is geadviseerd om een gesprek met [verweerster] aan te gaan om haar kant van het verhaal te vertellen en haar een waarschuwing te geven die in het dossier van [verweerster] komt.

2.7.

In een brief van 17 november 2017 schrijft [leidinggevende1] aan [verweerster] het volgende.

“Hierbij nodig ik u uit voor een gesprek aangaande een melding die mij heeft bereikt.

Het gesprek zal plaatsvinden op dinsdag 21 september a.s. [lees: 21 november] om 09.00 uur op de locatie Centraal Bureau Raphaëlstichting, Duinweg 35 in Schoorl.

Bij het gesprek is aanwezig: de heer [---] , HR adviseur en ondergetekende.

Gezien de melding die mij heeft bereikt, heeft het gesprek een verplicht karakter en kan derhalve niet worden afgezegd of verplaatst.”

2.8.

Op 21 november 2017 is [verweerster] samen met haar zoon naar het gesprek met Raphaëlstichting gegaan. Na afloop van het gesprek heeft Raphaëlstichting een brief met onderwerp ‘voorstel beëindiging dienstverband’ aan [verweerster] gezonden. Daarin schrijft Raphaëlstichting het volgende.

“(…)

De klacht die mondeling – in bijzijn van uw zoon – met u is besproken, is als volgt: Tijdens werktijd heeft u in de linnenkamer aan twee van uw collega’s een filmpje met pornografische inhoud laten zien. Daarbij hebben uw collega’s weten te voorkomen dat een aanwezige cliënt van Midgard het filmpje ook te zien kreeg. Nadat u en uw collega’s het bewuste filmpje hebben bekeken, heeft u hen vragen gesteld over wat zij ‘ervan vonden’ en ‘hoe vaak zij ‘het’ doen’. Uw collega’s hebben aangegeven zowel de inhoud van het filmpje als de vragen die u heeft gesteld als ongepast te ervaren. Nadat u bent vertrokken hebben de collega’s de situatie met de facilitair coördinator besproken en daaropvolgend een melding Grensoverschrijdend gedrag ingediend.

Aan u is gevraagd of u kon weergeven wat er de bewuste 31 oktober jl. was voorgevallen. U heeft aangegeven dat u aan uw collega’s een filmpje hebt laten zien met een dergelijke content en u heeft aangegeven dat u, ondanks dat uw collega’s het filmpje ongepast vonden, hen éénmaal heeft bevraagd op ‘hoe vaak zij ‘het’ doen’. U geeft aan dat de bewuste cliënt het filmpje niet heeft gezien, maar u erkend dat de cliënt wel heeft meegekregen dat u en uw collega’s iets aan het bekijken waren.

In het vervolg van het gesprek geeft u aan dat u het bekeken filmpje en daaropvolgende gesprek ‘oké’ vond. U zag tevens geen bezwaar dat de bewuste cliënt aanwezig was bij het gesprek. Pas nadat aan u is verteld dat wij dat als zeer onwenselijk zien, begreep u dat dit onacceptabel was.

Wij vinden dit zeer ernstig. Binnen de organisatie geldt een protocol ten aanzien van GrensOverschrijdendGedrag (GOG). De gedragingen die u heeft vertoond gelden als zeer ernstige overschrijding van dit protocol. Daarbij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT