Uitspraak Nº 6798499 UC EXPL 18-3893. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-10-31

ECLIECLI:NL:RBMNE:2018:5370
Date31 Octubre 2018
Docket Number6798499 UC EXPL 18-3893
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 6798499 UC EXPL 18-3893 RW/1368

Vonnis van 31 oktober 2018

inzake

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [eiseres] ,

eisende partij,

gemachtigde: mr. J.A. van Ham,

tegen:

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [gedaagde] ,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. R.C.H. Schrömbges.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding,

- de conclusie van antwoord,

- de conclusie van repliek,

- de conclusie van dupliek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten en het geschil
2.1.

[gedaagde] heeft een pand, een woonhuis op het adres [adres] , [postcode] in [woonplaats] (hierna: de woning), vanaf 8 oktober 2001 verhuurd aan mevrouw [A] en de heer [B] (hierna: [B] ). Mevrouw [A] , de moeder van [B] , is in 2006 overleden, waarna alleen [B] de huurder was. [B] is op [overlijdensdatum] 2018 overleden. [eiseres] woonde op dat moment al een tijd, vanaf circa 2009, bij [B] in.

2.2.

[eiseres] vordert in dit geding dat zij, na het overlijden van [B] , de huur kan voortzetten, op basis van het bepaalde in artikel 7:268 BW. [eiseres] stelt dat zij aan de in dat artikel genoemde voorwaarden voldoet.

2.3.

[gedaagde] voert verweer. Niet alleen betwist hij dat [eiseres] aan genoemde wettelijke voorwaarden voldoet, maar in een eerder geschil tussen hem en [B] heeft [eiseres] verklaard dat zij geen medehuurder wil worden (zie productie 4 van [gedaagde] , proces-verbaal van 30 september 2014, hierna: het proces-verbaal). Primair moet [eiseres] die (volgens [gedaagde] ) vaststellingsovereenkomst nakomen, subsidiair heeft [eiseres] - gezien haar verklaring in het proces-verbaal – afstand gedaan van haar rechten om nu een vordering in te stellen op dit [eiseres] . Meer subsidiair zou – gelet op de inhoud van het proces-verbaal – het beroep op (naar de kantonrechter begrijpt) artikel 7:268 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn jegens [gedaagde] .

3 De beoordeling
3.1.

Het proces-verbaal is een formele vastlegging van de afspraken tussen [gedaagde] en [B] , ter beëindiging van hun geschil van destijds. [B] had bij dat geschil een huurachterstand laten ontstaan en [gedaagde] vorderde bij de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst. [eiseres]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT