Uitspraak Nº 03/720259-14. Rechtbank Limburg, 2019-05-22

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:4835
Date22 Mayo 2019
Docket Number03/720259-14
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/720259-14

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 mei 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,

wonende te [woonplaats] aan de [adres 1] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 25 en 26 maart 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. Op 8 mei 2019 is het onderzoek gesloten. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met anderen:

1. meerdere transporten heeft uitgevoerd waarbij chemicaliën zijn afgeleverd bestemd voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen;

2.heeft nagelaten de overheid in kennis te stellen van ongebruikelijke chemicaliëntransporten terwijl hij hiertoe verplicht was;

3.liter amfetaminebase heeft vervoerd dan wel in bezit heeft gehad;

4.heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Inleiding

Uit een onderzoek van de Federale Belgische Politie te Luik is naar voren gekomen dat een aantal Nederlandse bedrijven grote hoeveelheden chemicaliën bestelde bij de firma [naam bedrijf 1] , gevestigd te Luik (België) (hierna: [naam bedrijf 1] ). Twee bedrijven kunnen direct of indirect worden gerelateerd aan de Nederlandse broers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Hierop is door de politie Limburg in december 2013 een opsporingsonderzoek gestart genaamd Delta naar de handel in chemicaliën en de voorbereiding van en handel in synthetische drugs. Het Nederlandse onderzoek richtte zich bij aanvang op genoemde broers en later zijn ook [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] als verdachten aangemerkt.

Het dossier bestaat uit onder meer vijf afzonderlijke zaakdossiers. Een deel daarvan is aan verdachte tenlastegelegd.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat alle feiten worden bewezenverklaard. In het bijzonder heeft de officier van justitie over de voorbereidingshandelingen (feit 1) en de criminele organisatie (feit 4) aangevoerd dat verdachte de transporten – onder meer genoemd onder feit 1 A tot en met D – heeft verzorgd in de rol van chauffeur, wat ter terechtzitting door verdachte is bevestigd. Verdachte haalde – in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] – samen met medeverdachte [medeverdachte 3] chemicaliën in België. In Nederland droeg hij de bus met chemicaliën tijdelijk over aan een andere chauffeur, waarna het lege voertuig door verdachte op een door [medeverdachte 1] te bepalen plaats werd geparkeerd. Tussentijds was er voortdurend sms-contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] , waarbij verdachte zich telkens lijkt te verantwoorden. Verdachte wordt door het personeel van het bedrijf waar de chemicaliën werden opgehaald aangewezen als de vaste chauffeur van het bedrijf op wiens naam de leveringen werden gefactureerd. Hij nam geen enkele beslissing en vertrouwde helemaal op ‘ [bijnaam] ’ van het bedrijf, zijnde [medeverdachte 1] . De chemicaliën die werden getransporteerd kunnen worden gebruikt bij de productie van synthetische drugs en gelet op de omstandigheden waaronder werd getransporteerd moet dat doel voor verdachte bekend zijn geweest. In de visie van het openbaar ministerie is sprake van een klein gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband waarin een bepaalde organisatiestructuur bestaat met [medeverdachte 1] aan het hoofd ervan en verdachte als vaste chauffeur. Het samenwerkingsverband zorgt voor de aanvoer van chemicaliën voor de productie van synthetische drugs. Het oogmerk van de criminele organisatie was dan ook daarop gericht. Dat verdachte met de transporten tevens de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (hierna: Wvmc) heeft overtreden (feit 2), blijkt uit het gegeven dat verdachte vervoerder was van aceton, zoutzuur en zwavelzuur. Hiermee was hij betrokken bij het in de handel brengen van dergelijke stoffen en derhalve als marktdeelnemer verplicht het transport aan de overheid te melden indien er aanwijzingen zijn tot misbruik ervan om verdovende middelen en psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen. Hij heeft nagelaten deze melding te maken. Deze overtreding staat los van de voorbereidingshandelingen uit feit 1 en kan dan ook niet worden gezien als eendaadse samenloop. Over het vervoeren van 100 liter amfetaminebase (feit 3) heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij in de veronderstelling is dat verdachte iedere vervoersopdracht zou hebben uitgevoerd, ongeacht het aantal liters. Verdachte moet hebben geweten dat de bighoppers geladen waren met andere producten dan het geval was bij de overige transporten. Verdachte heeft immers verklaard dat het tassen waren met zwarte pakketjes, wat duidelijk verschilt van de gebruikelijke jerrycans. Op basis van de omstandigheden waaronder het transport werd uitgevoerd en de schimmige aard van de organisatie kan minstens voorwaardelijk opzet bij verdachte worden aangenomen op het vervoer van een eindproduct.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hoewel verdachte zich niet iedere rit afzonderlijk meer kan herinneren, verdachte de chemicaliëntransporten heeft uitgevoerd. Hij heeft de stoffen vervoerd in opdracht van een ander. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de voorbereidingshandelingen (feit 1) en de criminele organisatie (feit 4). Over de overtreding van de Wvmc (feit 2) kan verdachte niet als marktdeelnemer worden gezien. Verdachte is niet de persoon geweest die de stoffen in de handel heeft gebracht, dat was het bedrijf [naam bedrijf 1] alwaar [medeverdachte 1] de bestellingen heeft geplaatst. Verdachte dient daarom primair te worden vrijgesproken van feit 2. Subsidiair is er sprake van eendaadse samenloop met feit 1. Over het vervoer van 100 liter amfetaminebase (feit 3) heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte onbekend was met hetgeen hij vervoerde waardoor hij dient te worden vrijgesproken. Hij kreeg de opdracht van [medeverdachte 1] om ergens naartoe te rijden en aldaar werden bigshoppers in zijn auto geladen. [medeverdachte 2] heeft de tassen opgehaald. Er is verdachte niet verteld wat de inhoud van de tassen was en het uiterlijk deed ook niets vermoeden. Een eindproduct vervoeren verschilt zodanig van chemicaliëntransporten dat voorwaardelijk opzet niet zomaar kan worden aangenomen. Voorts had verdachte slechts een kleine rol in het geheel; hij was een schakel die ook zou kunnen vervallen en heeft geen macht over het product gehad.

3.4

Het oordeel van de rechtbank 1

Feiten 1, 2 en 4 (voorbereidingshandelingen, Wvmc en criminele organisatie)

Zaaksdossiers 1 en 3

Inleiding

De rechtbank overweegt vooraf dat uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt dat in de tenlastegelegde periode bij de firma [naam bedrijf 1] te Luik (België) chemicaliën zijn geleverd op naam van [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ). Volgens de verklaring van de heer [naam eigenaar] , eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf 1] , en zijn werknemer [naam werknemer] plaatste [medeverdachte 1] bestellingen voor chemicaliën op naam van [naam bedrijf 2] . [verdachte] werd herkend als de vaste chauffeur van [naam bedrijf 2] . Ondanks dat de data op de facturen en historielijsten van [naam bedrijf 1] mogelijk niet altijd overeenkomen met de datum van levering van de chemicaliën, gaat de rechtbank wel uit van de juistheid van deze administratie voor zover hieruit blijkt welke stoffen op naam van [naam bedrijf 2] zijn besteld en geleverd.

Bewijsmiddelen

Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:

Het zou kunnen dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van mij is.2 Ik ben daar in Luik geweest. Ik heb daar die vaten met chemicaliën getild. [verdachte] regelde de ritjes, ik was bijrijder. Je kon goed ruiken dat het om chemische stoffen ging. Het ging om kleine zwarte vaten. Ik werd opgehaald of ik ging naar [verdachte] en dan stapten we in de bus. Het liefst liet [verdachte] mij naar Maasbree komen. Ik kreeg 150 euro per ritje en als [medeverdachte 6] erbij was, 75 euro. We zijn alle keren naar hetzelfde bedrijf in Luik geweest. Het waren steeds dezelfde stoffen. [medeverdachte 6] en ik deden het laadwerk, [verdachte] had het contact met de medewerkers. De etiketten van de vaten moesten ervan af. Ik heb alleen contact met [verdachte] over de ritten. In Luik reden we zo het terrein op. Ik zag diverse borden met waarschuwingen omtrent gevaarlijke stoffen. Ik vermoed dat iemand anders de bus naar de uiteindelijke locaties rijdt, zodat die geheim blijven. Ieder doet een deel zodat niemand alles weet. Ik voerde gesprekken met [verdachte] , nooit met [medeverdachte 1] . Die [medeverdachte 1] is schijnbaar de opdrachtgever. Iemand moet de bestellingen van chemicaliën hebben gedaan in België, want het stond altijd klaar. [verdachte] sms’te. Hij had een zwarte telefoon waarmee hij dit deed. Met een sms inhoudende ‘we zijn er’ wordt in België bij dat bedrijf bedoeld. Als [verdachte] ‘we’ noemt in een sms, kan dat [verdachte] en [medeverdachte 6] zijn of [verdachte] en ik. Als [verdachte] stuurt ‘maas door’, dan is dat dat we voorbij Maastricht zijn. Ik heb de kleinste rol, daarna [verdachte] , dan komt [medeverdachte 1] . Ik moest het laden en lossen doen. [verdachte] heeft namens iemand betaald. Het geld komt van [medeverdachte 1] .3

Het laatste transport dat ik reed met [verdachte] was...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT