Uitspraak Nº 7252019 / MV EXPL 18-140. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-11-20
ECLI | ECLI:NL:RBMNE:2018:5799 |
Docket Number | 7252019 / MV EXPL 18-140 |
Date | 20 Noviembre 2018 |
Court | Rechtbank Midden-Nederland (Neederland) |
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLANDCiviel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 20 november 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 7252019 / MV EXPL 18-140 van
hierna ook te noemen: [eiser sub 1] ,
2. [eiseres sub 2],
hierna ook te noemen: [eiseres sub 2] ,
beide wonende te [woonplaats] ,
eisers, hierna tezamen te noemen: [eisers c.s.] ,
gemachtigde mr. O.J. Boeder,
tegen
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde sub 1,
niet verschenen,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde sub 2,
niet verschenen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde sub 3,
gemachtigde R. Willemse,
4. ZIJ DIE VERBLIJVEN MAAR WAARVAN DE IDENTITEIT NIET VALT TE ACHTERHALEN OP HET HUURADRES,
verblijvende te [woonplaats] ,
gedaagden sub 4,
niet verschenen.
Gedaagden sub 1 en 2 zullen hierna tezamen worden aangeduid als [gedaagden c.s.] , gedaagde sub 3 als [gedaagde sub 3] en gedaagde sub 4 als: zij die in het gehuurde verblijven.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
-
de dagvaarding
-
-
de mondelinge behandeling gehouden op 6 november 2018
-
-
het tijdens de behandeling tegen de niet verschenen gedaagden verleende verstek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
[eisers c.s.] heeft, als verhuurder, met ingang van 1 mei 2018 een huurovereenkomst gesloten ter zake de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] . In de huurovereenkomst is - voor zover van belang in deze procedure - het volgende opgenomen:
“ONDERGETEKENDEN
De heer [eiser sub 1] en
Mw. [eiseres sub 2]
(…)
hierna te noemen ‘verhuurder’
en
De heer [gedaagde sub 1]
(…)
en mevrouw [gedaagde sub 2]
(…)
Gegevens Betaler en Garantsteller :
De heer [A] vertegenwoordigt [gedaagde sub 3] B.V. (…)
hierna samen te noemen: ‘huurder’.
ZIJN OVEREENGEKOMEN
Het gehuurde, bestemming
(…)
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om gebruikt te worden als woonruimte ten behoeve van huurder. Huurder heeft met betrekking tot het gehuurde een bewoningsverplichting.”
In aanvulling op de huurovereenkomst heeft de heer [A] (hierna: [A] ) namens [gedaagde sub 3] een “borgstelling huurovereenkomst” ondertekend waarbij [gedaagde sub 3] zich kort gezegd garant heeft gesteld voor al hetgeen huurder ingevolge de huurovereenkomst aan verhuurder verschuldigd zal worden.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing. De algemene bepalingen bevatten, voor zover hier relevant, de volgende artikelen:
“ Gebruik
Huurder zal het gehuurde - gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst - daadwerkelijk, geheel, voortdurend, behoorlijk en zelf gebruiken uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming, hetgeen onder andere betekent dat huurder het gehuurde niet mag gebruiken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten (waaronder ook begrepen activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 en 14.3 lid c). (…)
Onderhuur
Huurder is - zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder - niet bevoegd het gehuurde geheel of gedeeltelijk in huur, onderhuur of gebruik aan derden af te staan, daaronder begrepen het verhuren van kamers, het verlenen van pension, het (tijdelijk) in gebruik geven (zoals via AirBnB of een daarmee vergelijkbare organisatie) of het doen van afstand van huur. Een door of vanwege verhuurder gegeven toestemming is eenmalig en geldt niet voor andere of opvolgende gevallen.
Indien verhuurder redenen heeft om aan te nemen, dat huurder het gehuurde zonder toestemming van verhuurder geheel of gedeeltelijk in gebruik of onderhuur heeft afgestaan als bedoeld in artikel 2.1, is huurder verplicht mee te werken aan een daarop gericht onderzoek van verhuurder. Desgevraagd is huurder onder meer verplicht de personalia van gebruiker(s) of onderhuurder(s) te verstrekken.”
Op 4 september 2018 heeft [eiser sub 1] met zijn beheerder een inspectie uitgevoerd in het gehuurde. Naar aanleiding van deze inspectie heeft [eisers c.s.] op 17 september 2018 een aangetekende brief gestuurd naar het adres van het gehuurde waarin onder meer was opgenomen:
“Dhr. [gedaagde sub 1]
en Mevr. [gedaagde sub 2]
(…) op 4 september jl. is gebleken dat u als huurders (…) niet meer op dit adres woonachtig...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT