Uitspraak Nº 7727213 UE VERZ 19-134 LH/1040. Rechtbank Midden-Nederland, 2019-07-10

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:3163
Docket Number7727213 UE VERZ 19-134 LH/1040
Date10 Julio 2019
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 7727213 UE VERZ 19-134 LH/1040

Beschikking van 10 juli 2019

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [verzoeker] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. P.H. Burger,

tegen:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerder sub 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verweerder sub 1] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerder sub 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verweerder sub 2] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerder sub 3] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verweerder sub 3] ,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerder sub 4] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verweerder sub 4] ,

verwerende partijen,

gemachtigde: mr. G. Bloem.

1 Het verloop van de procedure
1.1.

[verzoeker] heeft op 29 april 2019 bij de griffie van deze rechtbank een verzoekschrift (met 21 producties) ingediend, kort gezegd strekkende tot toekenning van een transitievergoeding.

1.2.

Bij op 18 juni 2019 ter griffie ontvangen verweerschrift (met 8 producties), tevens houdende exceptie van onbevoegdheid, hebben [verweerder sub 1] , [verweerder sub 2] , [verweerder sub 3] en [verweerder sub 4] verweer gevoerd.

1.3.

Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] nog nadere producties (genummerd 22 tot en met 25) toegezonden.

1.4.

De zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2019. [verzoeker] is ter zitting verschenen, vergezeld door mr. Burger. Voor verweerders zijn verschenen de heer [A] (bestuurder van [verweerder sub 1] en van [verweerder sub 4] ) en de heer [B] (bestuurder van [verweerder sub 2] ), vergezeld door mr. Bloem. De heer [C] , een broer van de heer [verzoeker] en bestuurder van [verweerder sub 1] en van [verweerder sub 3] , is niet ter zitting verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Bloem. Partijen hebben de standpunten nader toegelicht, mede aan de hand van de door hun gemachtigden overgelegde pleitaantekeningen. Partijen hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

1.5.

Vervolgens is partijen aangekondigd dat uitspraak zal worden gedaan.

2 De feiten
2.1.

[verzoeker] , geboren op [1959] , is van 1 juni 2001 tot en met 31 januari 2019 als software engineer in dienst geweest van (een rechtsvoorganger van) [verweerder sub 1] , laatstelijk tegen een loon van € 4.210,29 bruto per maand (exclusief vakantiebijslag).

2.2.

[verweerder sub 1] houdt zich, met ingang van 1 januari 2007 als rechtsopvolger van [bedrijf] B.V., bezig met het ontwikkelen van software en consultancy. Als bestuurders van [verweerder sub 1] treden op de heer [C] en de heer [A] . De aandelen in [verweerder sub 1] worden (voor gelijke delen) gehouden door [verweerder sub 2] , [verweerder sub 3] en [verweerder sub 4] , zijnde respectievelijk de vennootschappen van de heer [B] , de heer [C] en de heer [A] . Beide laatstgenoemden houden (naast een viertal anderen) ook aandelen in [groep] B.V. (hierna: [groep] ), een vennootschap die zich onder meer richt op de handel in hard- en software en dienstverlening op het gebied van automatisering. [groep] is opgetreden als wederverkoper van de door [verweerder sub 1] ontwikkelde software. De bestuurders van [groep] zijn mevrouw [D] en de heer [E] .

2.3.

Nadat per 1 oktober 2018 de officemanager van [verweerder sub 1] uit dienst trad, was [verzoeker] nog de enige werknemer van [verweerder sub 1] . Hij was vooral betrokken bij het onderhoud van ‘ [softwaresysteem] ’, een softwaresysteem dat door [groep] aan haar opdrachtgevers werd aangeboden. Daarnaast deed hij consultancywerk ten behoeve van [groep] .

2.4.

Tot en met 2013 ging het [verweerder sub 1] voor de wind. In 2013 werd nog een omzet van € 745.000,-- behaald. Daarna is de omzet steeds verder gedaald. In de jaren 2014 tot en met 2017 heeft [verweerder sub 1] - een elk jaar in hoogte oplopend - verlies gemaakt.

2.5.

Medio januari 2018 heeft [verweerder sub 1] aan [verzoeker] laten weten dat er in verband met de teruggelopen bedrijfsresultaten moest worden nagedacht over de toekomst van het bedrijf en over zijn positie in dat kader. [verzoeker] werd uitgenodigd om daarover mee te denken, maar hij heeft ervan afgezien om een rol te spelen in die gedachtewisseling. De verhouding tussen de beide broers [verzoeker] was inmiddels gespannen geraakt. In een gesprek op 29 mei 2018 is [verzoeker] meegedeeld dat de aandeelhouders van [verweerder sub 1] niet verder wilden met [softwaresysteem] . De heer [C] bood zijn broer aan om hem te helpen bij het vinden van ander werk, maar [verzoeker] wees dat aanbod af. Eind augustus 2018 heeft [verweerder sub 1] aan [verzoeker] meegedeeld dat was besloten om de bedrijfsactiviteiten om bedrijfseconomische redenen te beëindigen. Tegenover de personeelskosten stonden vrijwel geen inkomsten meer. Omdat [verzoeker] behoefte had aan (externe) ondersteuning bij het zoeken naar ander werk, heeft [verweerder sub 1] hem in contact gebracht met IT Vitae, een instelling die ICT-ers met een autisme spectrum stoornis (waaraan [verzoeker] lijdt) helpt bij het zoeken van werk. [verzoeker] heeft toegestemd in een eerste gesprek met IT Vitae.

2.6.

Op 31 augustus 2018 heeft [verweerder sub 1] aan [verzoeker] - op diens verzoek - een concept vaststellingsovereenkomst gestuurd. Deze voorzag in een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 5 december 2018. Artikel 6 van dit concept luidde: ‘Wegens gebrek aan middelen is Werkgever niet in staat een transitievergoeding ex artikel 7:673 BW te voldoen.’ [verweerder sub 1] was wél bereid tot een bedrag van maximaal € 750,-- (exclusief btw) bij te dragen in de door [verzoeker] te maken kosten voor rechtsbijstand. In de e-mail van 3 september 2018 schreef de heer [A] aan [verzoeker] : ‘Het blijft onze intentie om het constructieve gesprek van vorige week voort te zetten en om jou maximaal te helpen bij het vinden van een nieuwe baan. Omdat [verweerder sub 1] met de vaststellingsovereenkomst een verplichting aangaat die de volledige financiële...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT