Uitspraak Nº 7793463 UE VERZ 19-170. Rechtbank Midden-Nederland, 2019-09-18

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:4346
Date18 Septiembre 2019
Docket Number7793463 UE VERZ 19-170
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 7793463 UE VERZ 19-170 MS/1270

Beschikking van 18 september 2019

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verzoekster] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verzoekster] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. C.E.G. Koopman,

tegen:

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [verweerder] ,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. Y.L.S. Schipper.

1 Het verloop van de procedure
1.1.

[verzoekster] heeft op 23 mei 2019 een verzoekschrift met producties ingediend. Zij wil dat de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wordt ontbonden.

1.2.

[verweerder] heeft een verweerschrift met producties en een zelfstandig tegenverzoek ingediend.

1.3.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben partijen nog nadere stukken toegezonden.

1.4.

De zaak is behandeld op de zitting van 28 augustus 2019. Voor [verzoekster] zijn verschenen de heer [A] , directeur van [verzoekster] en [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ), mevrouw [B] , Manager HRM van [verzoekster] en [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ), de heer [C] , bestuurder van [bedrijfsnaam 2] , en mr. Koopman. De heer [verweerder] is verschenen met mr. Schipper. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitnota’s. Zij hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter en hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken. Aan het einde van de zitting heeft de kantonrechter partijen meegedeeld dat op 18 september 2019 in deze zaak een beschikking zal worden gewezen.

2 De feiten
2.1.

[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1960, is sinds 1 januari 2008 in dienst bij [verzoekster] . [bedrijfsnaam 1] is enig bestuurder/aandeelhouder van [verzoekster] . Beide ondernemingen maken onderdeel uit van [bedrijfsnaam 3] N.V. (hierna: [bedrijfsnaam 3] ). Het is in deze procedure soms onduidelijk of bepaalde mededelingen namens [verzoekster] zijn gedaan of namens [bedrijfsnaam 1] . In die gevallen zullen [verzoekster] en [bedrijfsnaam 1] in deze beschikking gezamenlijk worden aangeduid als [verzoekster/bedrijfsnaam 1] .

2.2.

[verweerder] is voor [verzoekster] werkzaam op basis van een contract voor onbepaalde tijd voor 40 uur per week. Zijn laatstverdiende salaris bedraagt € 11.157,08 bruto per vier weken exclusief vakantietoeslag. Hij is na zijn indiensttreding bij [verzoekster] gaan werken voor [bedrijfsnaam 2] , een andere vennootschap binnen [bedrijfsnaam 3] , en is in 2011 benoemd als algemeen directeur van [bedrijfsnaam 2] . [C] (hierna: [C] ), die per 1 januari 2015 adjunct-directeur van [bedrijfsnaam 2] was, is per 1 januari 2017 naast [verweerder] benoemd als directeur van [bedrijfsnaam 2] .

2.3.

[verweerder] was vanaf 2012 ook bestuurder van [bedrijfsnaam 4] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 4] ), een onderneming waarin [bedrijfsnaam 2] een aandeel had. [bedrijfsnaam 4] is op 28 maart 2018 in staat van faillissement verklaard.

2.4.

De heer [A] heeft op 15 mei 2018 namens [bedrijfsnaam 1] een gesprek met [verweerder] gevoerd en heeft (onderdelen van) dit gesprek bevestigd bij brief van dezelfde datum. [A] schrijft in deze brief dat [bedrijfsnaam 1] de detachering naar [bedrijfsnaam 2] beëindigt omdat een tweehoofdige directie de ontwikkeling en positionering van [bedrijfsnaam 2] in de weg staat en omdat er bij [bedrijfsnaam 1] een gebrek aan vertrouwen in [verweerder] is. Als gevolg van deze brief is [verweerder] ontheven van zijn taken en is zijn positie overgenomen door [C] .

2.5.

[verzoekster/bedrijfsnaam 1] heeft [verweerder] meegedeeld dat er voor hem geen passende alternatieven waren en heeft hem een aanbod voor een beëindigingsovereenkomst gedaan. Partijen hebben hier echter geen overeenstemming over kunnen bereiken.

2.6.

[bedrijfsnaam 1] heeft [verweerder] vervolgens eind juli 2018 de mogelijkheid voorgehouden om een functie in Qatar te gaan bekleden bij een nieuw op te richten bedrijf voor asfaltrecycling. [verweerder] had interesse in deze functie. Er zijn met hem verschillende gesprekken over dit project gevoerd en hij is met zijn partner naar Qatar geweest om daar met de verschillende betrokkenen kennis te maken.

2.7.

[bedrijfsnaam 1] heeft bij e-mail van 17 oktober 2018 aan [verweerder] bevestigd dat hij in de week van 22 oktober 2018 een arbeidsvoorwaardelijke aanbieding zou ontvangen voor de functie in Qatar. Deze aanbieding was onder voorbehoud gezien het lopende investeringsverzoek en de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst. Indien de investering en/of de goedkeuring van de overeenkomst niet zouden plaatsvinden, zou de functie komen te vervallen. Het streven was om vóór eind oktober 2018 helderheid te hebben over Qatar en over de inzet van [verweerder] aldaar.

Het doorgaan van het project was eind oktober 2018 echter nog niet definitief.

2.8.

Vervolgens heeft in november 2018 een bespreking van de arbeidsvoorwaarden plaatsgevonden. In de concept-arbeidsovereenkomst stond als datum aanvang 1 februari 2019 genoemd. Bij e-mail van 7 december 2018 is [verweerder] meegedeeld dat er nog steeds gesprekken waren over het investeringsverzoek en de goedkeuring van de managementovereenkomst.

2.9.

Op 13 en 18 december 2018 zouden er tussen [verweerder] en [verzoekster/bedrijfsnaam 1] gesprekken plaatsvinden over de toekomst van [verweerder] . Deze afspraken zijn echter door [verzoekster/bedrijfsnaam 1] afgezegd. [verweerder] heeft er bij e-mail van 2 januari 2019 bij [verzoekster/bedrijfsnaam 1] op aangedrongen om op korte termijn duidelijkheid over Qatar te verschaffen.

2.10.

Op 7 januari 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarin [verzoekster/bedrijfsnaam 1] [verweerder] heeft meegedeeld dat zij nog geen uitsluitsel over Qatar kon geven. Een van de redenen daarvoor was, dat [verzoekster/bedrijfsnaam 1] een vordering heeft op een onderneming in Qatar en dat zij die vordering betaald wilde krijgen voordat zij het nieuwe bedrijf zou starten. [verzoekster/bedrijfsnaam 1] heeft [verweerder] meegedeeld dat zij wil inzetten op een 2-sporenbeleid, namelijk ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder de ontbindende voorwaarde dat geen ontbinding zal plaatsvinden als Qatar doorgaat.

2.11.

Naar aanleiding van dit gesprek heeft de voormalige advocaat (hierna: de advocaat) van [verzoekster/bedrijfsnaam 1] [verweerder] bij brief van 17 januari 2019 meegedeeld dat de planning om in april/mei 2019 in Qatar te starten niet haalbaar was en dat er geen andere passende functies voor [verweerder] beschikbaar waren. Zij heeft [verweerder] gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid om vacatures in de gaten te houden en heeft hem verzocht hierover...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT