Uitspraak Nº 8240533 UV EXPL 19-344 JH/1050. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-02-19

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:563
Docket Number8240533 UV EXPL 19-344 JH/1050
Date19 Febrero 2020
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter (als voorzieningenrechter)

locatie Utrecht

zaaknummer: 8240533 UV EXPL 19-344 JH/1050

Kort geding vonnis van 19 februari 2020

inzake

[eiser] ,

wonende te [geboorteplaats] (Spanje),

verder ook te noemen [eiser] ,

eisende partij,

gemachtigde: mr. M.M. Zwaan-Stroband,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Arbo Unie B.V.,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen Arbo Unie,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. A. van Toledo.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met 12 producties, de producties genummerd 1 tot en met 6 die mr. Van Toledo bij brief van 21 januari 2020 heeft ingezonden, en de door mr. Zwaan op 23 januari 2020 nagezonden productie 13.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 januari 2020. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Arbo Unie was mevrouw [A] (senior HR adviseur) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht. Zij hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en hebben op elkaar kunnen reageren. Namens Arbo Unie heeft mr. Van Toledo een pleitnota overgelegd en voorgedragen. Van wat op de zitting besproken is heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Waar gaat het over?
2.1.

Deze zaak gaat over een slapend dienstverband. Dat is een dienstverband waaraan geen enkele invulling meer wordt gegeven. Vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid hoeft Arbo Unie aan [eiser] al vanaf 27 mei 2015 geen loon meer te betalen. Inspanningen gericht op re-integratie worden sindsdien ook niet meer verricht.

2.2.

Inzet van deze procedure is de vraag of Arbo Unie op grond van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) over dient te gaan tot opzegging van het slapende dienstverband met [eiser] onder toekenning aan [eiser] van een (transitie)vergoeding en uitbetaling van zijn resterende verlofsaldo.

2.3.

[eiser] , geboren op [1955] , is op 1 maart 1991 in dienst getreden van Arbo Unie in de functie van [functie] . Op de arbeidsovereenkomst is de cao Arbo Unie (hierna te noemen: de cao) van toepassing.

2.4.

[eiser] is vanaf 27 mei 2013 arbeidsongeschikt als gevolg van een ziekte. Met ingang van 29 september 2014 is aan hem een (vervroegde) IVA-uitkering toegekend. Op 27 mei 2015 is de wachttijd van 104 weken loondoorbetaling bij ziekte bereikt. In ieder geval vanaf dat moment is het dienstverband slapend. [eiser] bereikt bij leven op 13 september 2021 de AOW-gerechtigde leeftijd. Op die datum zal de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigen.

2.5.

[eiser] heeft Arbo Unie herhaaldelijk gevraagd om de arbeidsovereenkomst (eerder) te beëindigen onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding en uitbetaling van zijn verlofsaldo. Arbo Unie heeft hier afwijzend op gereageerd. [eiser] vordert daarom in dit kort geding, bij wijze van voorlopige voorziening en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Arbo Unie om de arbeidsovereenkomst op te zeggen onder toekenning van € 93.756 bruto, althans € 92.832 bruto, aan (transitie)vergoeding dan wel als voorschot op schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente en op straffe van de verbeurte van dwangsommen. [eiser] vordert daarnaast veroordeling van Arbo Unie tot betaling van € 50.947 bruto aan verlofuren over 2012 tot en met 2015, met nevenvorderingen.

2.6.

Arbo Unie heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Zij betwist onder meer de verschuldigdheid van de (transitie)vergoeding en de hoogte van het verlofsaldo.

3 De beoordeling
3.1.

De kantonrechter stelt voorop dat voor toewijzing van een vordering in kort geding er voldoende spoedeisend belang moet bestaan bij toewijzing van die vordering. Hiervan is naar het oordeel van de kantonrechter sprake. Het dienstverband is vanaf 27 mei 2015 slapend en [eiser] heeft een gerechtvaardigd belang om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over zijn rechtspositie.

3.2.

Voor toewijzing van een voorlopige voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.

Moet Arbo Unie de arbeidsovereenkomst opzeggen?

3.3.

In deze zaak moet dus beoordeeld worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat Arbo Unie op grond van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) over dient te gaan tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiser] onder toekenning van een vergoeding en uitbetaling van het verlofsaldo.

3.4.

[eiser] heeft zijn vordering gebaseerd op het Xella-arrest van de Hoge Raad van 8 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1734). In deze zaak heeft de Hoge Raad de prejudiciële vragen beantwoord die de rechtbank Limburg had voorgelegd over de gehoudenheid van een werkgever om een redelijk voorstel van een werknemer tot beëindiging van het dienstverband onder betaling door de werkgever van een ontslagvergoeding te accepteren. De Hoge Raad overweegt onder meer het volgende:

2.7.2 De wetgever beoogt met de Wet compensatieregeling transitievergoeding een einde te maken aan het verschijnsel ‘slapende dienstverbanden’. De compensatieregeling en de voor invoering daarvan in de wetsgeschiedenis gegeven redenen brengen mee dat als norm van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW geldt dat een ‘slapend dienstverband’ in beginsel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT