Uitspraak Nº 83/252740-20. Rechtbank Rotterdam, 2022-10-31

ECLIECLI:NL:RBROT:2022:9340
Date31 Octubre 2022
Docket Number83/252740-20
Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 83/252740-20

Datum uitspraak: 31 oktober 2022

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres01] [plaats01] [land01] ,

verblijfsadres in Nederland: [adres02] , [postcode01] [plaats02] ,

raadsman mr. T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2022.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B.W. Groendijk heeft gevorderd:

  • -

    bewezenverklaring van het ten laste gelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.

4 Geen vormverzuim

Door de verdediging is gesteld dat er bewijs is vergaard terwijl daarvoor geen wettelijke grondslag bestond, immers was er op het moment van nader onderzoek naar (de inkomens- en vermogenspositie van) de verdachte in 2019 geen sprake van een verdenking als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit betreft een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a Sv. De rechtbank dient derhalve te komen tot uitsluiting van het tegen de verdachte vergaarde bewijs, zodat de verdachte op grond daarvan dient te worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde.

De rechtbank overweegt dat de informatievergaring door opsporingsambtenaren van de FIOD voorafgaand aan de strafrechtelijke verdenking van de verdachte, zijn grondslag vindt in art. 3 Wet BOD. In dat kader is onder meer onderzoek gedaan naar de inkomens- en vermogenssituatie van de verdachte. Gelet op de bevindingen uit dit onderzoek, waaronder dat de aangetroffen transacties niet in verhouding staan tot de inkomsten van de verdachte, de verdachte zich nooit op het adres van de woning heeft ingeschreven, er pas na vier jaar en acht maanden iemand wordt ingeschreven als bewoner en de verdachte is geëmigreerd naar Spanje eind 2013, wordt in december 2018 geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan witwassen. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden in het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT